Thuiswerken: saaie boel zonder collega’s
Voor een grote groep Nederlanders is thuiswerken opeens het nieuwe normaal. Veel dagelijkse bezigheden blijken ook vanachter de keukentafel gewoon door te gaan: online vergaderen, een rapportje schrijven, problemen met een klant gladstrijken. Maar kaal is het wel, zonder collega’s. Althans: dat vinden veel mensen.
Sinds half maart luidt het adagium dat Nederlanders zo veel mogelijk thuis moeten blijven en dus ook thuis moeten werken, om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. Dat wil trouwens niet zeggen dat heel het werkende deel van de natie thuiszit. ING becijferde dat nog altijd 40 procent van de beroepsbevolking gewoon naar zijn werk gaat. Denk aan mensen in de zorg of bij de politie. Maar ook vakkenvullers, bouwvakkers en hoveniers spoeden zich op de afgesproken tijd naar de locatie waar ze aan de slag moeten.
Dit laat onverlet dat er op dit moment heel veel mensen ervaring opdoen met het verschijnsel thuiswerken. Wellicht tegen wil en dank en met alle haken en ogen die daaraan zitten. Denk aan de onrust door kinderen die tegelijkertijd thuis les volgen, een beperkt aantal werkplekken, slechte internetverbindingen en het worstelen met structuur.
En niet te vergeten het ontbreken van collega’s. Want dat is volgens onderzoeksbureau MeMo2 voor net gestarte thuiswerkers een belangrijk punt. Het bureau vroeg duizend werkenden naar hun ervaringen. Driekwart van de mensen die nu noodgedwongen thuiswerken blijkt de collega’s het meest te missen. Daarbij vallen het ontberen van de eigen werkplek (door een derde van de respondenten genoemd) en het wegvallen van de koffiepraatjes (aangekruist door vier op de tien werknemers) in het niet. Mensen missen de interactie en de grapjes, merkte een onderzoeker daarbij op. Vrij vertaald: zonder collega’s is het maar een saaie boel.
Koffieautomaat
Dagelijks collega’s om je heen, voor mij is dat alweer bijna acht jaar geleden. Toen ik mijn laatste vaste baan opzegde en voor een zzp-bestaan koos, was de meestgestelde vraag: Ga je je collega’s dan niet missen? Daar had ik zelf niet echt bij stilgestaan. Of beter gezegd: ik was er niet zo bang voor.
Ik had al eerder periodes met vooral freelancewerk meegemaakt en dat was me eigenlijk best bevallen. Alhoewel de combinatie van thuiswerken en verhuizen naar een ander deel van het land achteraf gezien niet zo handig was. Als je geen collega’s hebt is het wel fijn om over een sociaal netwerk te beschikken. Dat fungeert dan op een bepaalde manier als alternatief voor een praatje bij de koffieautomaat. Maar als je neerstrijkt in een onbekende omgeving duurt het even voor je weer geworteld bent. En dan blijken er opeens niet zo veel mensen te zijn met wie je eens een praatje kunt maken. Je ei niet kwijt kunnen: dat bedrukt het gemoed. Tussen haakjes: in deze tijd van thuisisolatie zullen veel mensen een vergelijkbare ervaring hebben.
Kwinkslag
Toen ik die bewuste baan opzegde was de situatie wat dat sociale netwerk betreft veel gunstiger, onder andere dankzij vrijwilligerswerk en activiteiten in de kerkelijke gemeente. Die medevrijwilligers, dat zijn eigenlijk ook een soort collega’s. Wat je met elkaar deelt is dat je samen aan een duidelijk doel werkt. Eenzelfde gevoel speelt trouwens ook regelmatig mee in contacten met opdrachtgevers. En als het in dat soort werkrelaties om een langduriger contact gaat en het een beetje klikt, heb je het als vanzelf ook weleens over meer persoonlijke onderwerpen. Niet met iedereen en ook niet voortdurend, maar dat is bij collega’s niet anders.
Niettemin heeft het altijd pijnlijke kanten om ergens afscheid te nemen en de deur achter je dicht te trekken, ook bij werkrelaties. En natuurlijk mis je vervolgens het contact met de collega’s met wie je voorheen dagelijks of in ieder geval wekelijks optrok. Degenen met wie je veel samenwerkte of een werkkamer deelde. Die ene die altijd zo verrassend uit de hoek kwam of die met een kwinkslag een gespannen situatie wist te doorbreken. Een ander met wie je een spannend project tot een goed einde hebt gebracht – of hebt laten floppen. En misschien zelfs wel de collega die aan de telefoon altijd zo hard praatte, of nooit de vieze koffiekopjes in de vaatwasser zette, of ongeacht het onderwerp altijd moeilijk deed. Dingen waar je je in het dagelijks leven groen en geel aan kunt ergeren krijgen soms met het verstrijken van de tijd zelfs een nostalgisch tintje.
Maar wat ik het meest mis, nu ik er zo over nadenk, is de kring van collega’s als een bron van inspiratie. Dat je in een overleg of een vergadering al pratend en elkaar aanvullend op verrassende ideeën en vernieuwende plannen komt, dingen die je op je eigen houtje nooit had kunnen bedenken. En de aanmoediging die uitgaat van fysiek met mensen samenwerken, die mis ik ook wel. Als je op kantoor achter je beeldscherm schuift, ga je gewoon gelijk aan een klus beginnen. (Althans: zo herinner ik me dat.) Terwijl je als je zelf je eigen baas bent gemakkelijk tot uitstelgedrag kunt vervallen.
Z’n gangetje
Wat ik me nooit zo gerealiseerd had, is dat collega’s de enige mensen zijn die precies snappen waar je het over hebt als je over een werkprobleem vertelt. Zij beheersen het vakjargon, zij kennen de achtergronden, zij snappen de dilemma’s, zij weten hoe je iets het best kunt aanpakken. Dat soort gesprekken met buitenstaanders voeren is vaak niet zo vruchtbaar. Wat ook de reden is dat het antwoord op de vraag ”Hoe gaat het met je werk?” vaak maar het best redelijk beknopt kan worden gehouden. „Goed.” Of: „Z’n gangetje.” En nu: „Het zijn spannende tijden.”
Als iets je hoog zit, is het verleidelijk om verder uit te weiden. Maar je gesprekspartner is vermoedelijk de draad al snel kwijt. En dat is ook niet meer dan logisch, want omgekeerd werkt het precies zo als een vriendin of familielid het hart lucht over een werkgerelateerde kwestie. Het is nu eenmaal lastig om je een voorstelling te maken van een werkomgeving waar je niet vertrouwd mee bent. Of dat nu de zorg, de bankwereld of het onderwijs is.
Sterker nog: je hebt vaak eigenlijk geen idee wat de mensen die je na staan op hun werk de hele dag concreet doen. Dat valt in het geval van een timmerman of een schoenmaker nog wel mee, maar bij allerlei kantoorfuncties valt de verbeelding al snel stil. Iemand die ergens manager is, zit die urenlang geconcentreerd naar een beeldscherm te turen? Of holt hij van de ene vergadering naar de andere? Gaat het er bedaard aan toe? Of is de sfeer gestrest? Wat dat betreft geeft deze tijd, waarin echt- en huisgenoten opeens ook een soort collega’s zijn, mogelijk interessante inkijkjes.
Nabije vreemden
Eigenlijk is een collega een eigenaardig fenomeen. In de meeste gevallen heb je elkaar niet geselecteerd (en zou je hem of haar misschien ook nooit hebben uitgekozen). Dat heeft de directeur of iemand van de afdeling personeelszaken gedaan. Vervolgens moet je het met elkaar zien te rooien, soms jarenlang. En gaandeweg word je dan een soort nabije vreemden.
Met collega’s breng je in het gewone leven per dag al snel meer tijd door dan met je eigen partner of gezin. Als je langer samenwerkt voel je elkaar soms feilloos aan en kun je uit de manier waarop iemand de deur dichtdoet bij wijze van spreken al afleiden hoe de pet staat. Je kent elkaars stokpaardjes, je kunt soms voorspellen wat iemand in een vergadering gaat inbrengen als hij zijn mond opendoet. Terwijl je misschien niet eens weet hoeveel kinderen hij heeft, of zijn ouders nog leven en of hij weleens een boek leest.
Het meest bijzonder aan een collegarelatie is misschien wel dat je elkaars eigenaardigheden veelal zonder commentaar accepteert. Dat zal met het vreemd zijn aan elkaar te maken hebben. Je vindt het misschien niet prettig dat je collega elke middag om vier uur krakend en smakkend een appeltje verorbert, maar om er nu wat van te zeggen… Dan moet het wel de spuigaten uitlopen. Omgekeerd ergert iemand anders zich wellicht aan jouw luide lach, vooral op minder gepaste momenten. Maar je hoort zoiets soms pas op het moment van je afscheid, vriendelijk verpakt in een afscheidsgedicht.
Wat dat betreft hebben thuiswerkende huisgenoten vermoedelijk heel wat minder compassie met elkaar. Collega’s op kantoor zullen niet zo snel iets van je manier van telefoneren zeggen. En als je er in de koffiepauze afwezig bij zit, zal dat in veel gevallen beleefd genegeerd worden. Thuis is er allicht iemand die meent dat je niet zo hard of zo snel moet praten. En dat het nu pauze is, dus dat je nu even niet aan je werk moet denken.
Anderhalve meter afstand op het werk
Zo snel mogelijk weer gewoon aan het werk: het is nog maar de vraag of dat gaat gebeuren. Alleen al vanwege de gepaste afstand die vermoedelijk ook in bedrijven en kantoren in acht zal moeten worden gehouden.
Anderhalve meter afstand houden: dat heeft best veel gevolgen voor de manier waarop collega’s samenwerken en met elkaar omgaan. Als je een kop koffie voor iemand neerzet kom je al te dichtbij. Even over de schouder van een collega op een beeldscherm meekijken is feitelijk onmogelijk. Als je geen handcontact mag maken, kun je dan wel dingen aan elkaar geven? En met z’n tweeën iets versjouwen of vastschroeven? Samen in een busje naar een klus rijden of met andere mensen de lift nemen, zou dat nog wel kunnen? Informele gesprekjes bij het koffiezetapparaat in de gang zijn een stuk minder aantrekkelijk als je afstand moet houden. In de kantine samen rond de tafel kruipen: dat gaat hem ook niet worden.
Een vastgoedadviseur heeft berekend wat de regel om 1,5 meter afstand te houden concreet kan gaan betekenen. Bijvoorbeeld bureaus verder uit elkaar schuiven. Dat soort maatregelen zou betekenen dat de helft van de werkplekken mogelijk tijdelijk komt te vervallen. Een werkplek delen lijkt ook niet meer echt een optie. Tenzij het oppervlak eerst grondig wordt gereinigd. En hoe moet het met de wc’s? Wie weet gaat de toiletjuffrouw wel een comeback beleven.