Koster Van Voorthuizen: Al die lege banken, het smart mij
Koster Gijsbert-Jan van Voorthuizen is in z’n element als de kerkbanken vol zitten. Nu is de kerk op zondag vrijwel leeg. „Ik ben nu dorpelwachter voor niets. Tenminste, zo voelt het.”
Van Voorthuizen opent de voordeur van het kerkgebouw van de oud gereformeerde gemeente in Nederland aan het Molenpad te Lienden. In de kerkzaal rijgen de banken zich aaneen. Er is plaats voor zo’n 200 kerkgangers. Op zondag zit de kerkzaal meestal wel zo’n beetje vol. „Nu is de gemeente ervan verstoken om op te gaan naar Gods huis. We houden wel dienst, maar alleen met de ouderling, een diaken en de organist. De gemeente luistert mee. Verder is de kerk leeg. Het doet me gewoon verdriet. Al die lege banken, het smart mij.”
Stampvol
Sinds 2015 is Van Voorthuizen koster. „Het werk heeft de liefde van mijn hart. Ik heb het naar m’n zin als ik stapelen moet, als de banken vol met mensen zitten. Doordeweeks kan het soms stampvol zitten, maar gelukkig heb ik nog nooit iemand terug hoeven sturen.”
Op de zondagen mist Van Voorthuizen de gemeente echt. „Zelfs de mus vindt een huis, en de zwaluw legt haar jongskens neer bij Gods altaren, maar wij kunnen niet naar de kerk. Met Pasen zat iedereen thuis mee te luisteren. Heel onwezenlijk. Natuurlijk moeten we de maatregelen van de overheid opvolgen, maar dat er geen kerkgang mogelijk is, is al een oordeel op zichzelf, vind ik. We zouden binnenkort heilig avondmaal houden, maar dat zal naar verwachting niet doorgaan.”
Als koster kan Van Voorthuizen de gemeente nu niet dienen zoals hij wil. „Als het gaat om het onderhoud van het gebouw, doe ik gewoon mijn werk, maar ik ontmoet de gemeente niet meer op zondag. Wat ik probeer te doen, is iedereen opdragen in het gebed.”
De koster is een gastheer, zegt Van Voorthuizen, die in het dagelijks leven eigenaar van een boomverzorgingsbedrijf is. „Ik sta graag in de hal van de kerk, om de mensen welkom te heten, ook als er een keer een vreemdeling is, of als er gasten zijn. Dat mag ik met vreugde doen.”
De Liendense gemeente was voor het laatst bijeen op de biddag, woensdag 11 maart. „Toen is er een preek gelezen over David, die zichzelf mocht aanwijzen als de schuldige: „Zie ik, ik heb gezondigd, maar wat hebben deze schapen gedaan?” Dat is de boodschap van de tijd waarin we leven: Wij hebben gezondigd, wij hebben gedaan wat kwaad is in Gods oog. Iedereen heeft genoeg aan zichzelf, niemand heeft het recht gauw zijn eigen straatje schoon te vegen.”
Dat de kerken in Nederland hun deuren een keer zouden moeten sluiten, had Van Voorthuizen weleens gevreesd. „Maar dan dacht je aan vervolging, toch niet aan wat er nu gebeurt. Wie had er ooit gedacht dat we niet meer naar de kerk zouden kunnen vanwege een virus? Dit is een roepstem van God. Hij wacht om genadig te zijn, want Hij heeft geen lust in onze dood, maar wel daarin dat we ons zouden bekeren en leven.”
Kerkelijke eenheid
De huidige crisis zou iets goeds kunnen opleveren, hoopt de koster. „Het is nu meer dan ooit nodig dat we elkaar opzoeken, dat het gebed om kerkelijke eenheid levendig wordt. We hebben elkaar nodig, we moeten samen de Heere dienen, Hem volgen, ook in deze moeilijke tijd.
Ik zie uit naar eenheid tussen allen die Gods Naam ootmoedig vrezen, en willen leven naar Zijn goddelijk bevel, opdat er weer geur van de kerk in Nederland zou uitgaan. Alleen dan is er weer verwachting voor het land. Ik hoop dat de Heere deze coronatijd wil gebruiken om bijeen te brengen wat in waarheid bijeen hoort. Anders zal ook dit tegen ons gaan getuigen.”
Van Voorthuizen ziet ernaar uit dat de gemeente weer kan opgaan. Hij hoopt dat dit na 28 april weer kan. Maar hij is bang van niet. „Dit zal wel veel langer gaan duren.”
serie kerk in coronatijd
In een serie van zeven artikelen wordt stilgestaan bij de gevolgen van het coronavirus voor het kerkelijk leven. Vandaag deel 2: de koster.