Column (Aad van Toor): Dichter bij al je vrienden
Nee, het is geen pyramidespel, deze dichterlijke hordenloop. Meer een ouderwetse kettingbrief. Ik leg het uit.
In deze tijd waarin nagenoeg alle Nederlanders aan huis gebonden zijn, slaat de ledigheid toe. Een ledigheid die vraagt om vervulling, liefst van een creatieve aard en een principieel verantwoorde inhoud. Zo kom je natuurlijk al snel bij de dichterlijkheid terecht.
Dan valt er een uitnodiging in je mailbox. Je hoort erbij. Ook jij mag meedoen aan een „gemeenschappelijke, opbouwende poëzie-uitwisseling.” Dat vraagt om een ogenblik stilte. Je voelt je wat licht in je hoofd. Je hoort erbij; je bent ook onder de poëten.
Het werkt redelijk eenvoudig. In de uitnodiging staan twee namen. Zoals gebruikelijk onder ons mensen staat de ene naam op nummer 1, de andere op nummer 2. Aan nummer 1 stuur je een mooi gedicht. Vervolgens verdwijnt nummer 1 uit beeld, je schuift nummer 2 omhoog en zelf neem je plaats 2 in. Dan stuur je de brief naar twintig vrienden. Dat is even schrikken natuurlijk. Waar haal je twintig vrienden vandaan? Ook heel eenvoudig, je past gewoon je definitie van vriend aan.
Dan begint het gespannen wachten. Het wonder moet zich vanzelf voltrekken. Want reken maar mee. Twintig mensen krijgen jouw brief, en alle twintig zetten jouw naam op nummer 1 en sturen die door naar twintig vrienden, die op hun beurt jou allemaal een mooi gedicht toesturen. Nu ben ik beter in dichten en verdichten, maar toch uitgerekend genoeg om te begrijpen dat ik 400 gedichten mag verwachten.
Even overweeg ik die gedichten te bundelen en uit te geven. Opgedragen aan mezelf. Met een voorwoord van mijn beste vriend. Ik mijmer verder. Van wie kan ik allemaal een mooi gedicht verwachten? SGP’er Van der Staaij denk ik zeker. Die schrijft nooit iets ongerijmds. Of, dichter bij huis, de dominee. Of Jan Pasterkamp van radio Urk FM, die gedichten van Christien de Priester of Nel Benschop voordraagt op z’n Urks.
Na een dag is de oogst één gedicht, een niet-kloppend e-mailadres dat retour komt en een vriend die zegt te passen. Hij had al vier keer meegedaan. Na vier dagen en zes gedichten krijg ik opnieuw uitnodigingen om mee te doen aan een „gemeenschappelijke, opbouwende poëzie-uitwisseling.” Het begint me te dagen; het blijft roeren in dezelfde pot. Het werkt, heel modern, circulair.
Nu begrijp ik pas wat er bedoeld wordt met het woord vriendenkring.