Column: Oekraïne klem tussen EU en Rusland
Het is vandaag vijf jaar geleden dat de Tweede Kamer instemde met het EU-associatieverdrag met Oekraïne. Gisteren was het vier jaar geleden dat de Nederlandse bevolking zich per referendum tegen dat verdrag keerde. Behalve economische en politieke belangen stond met dat associatieverdrag vooral de geloofwaardigheid van de EU op het spel.
Oekraïne is een vrij en autonoom land en mag zijn eigen richting kiezen. Dat was een van de meest gehoorde redenen waarom Nederlandse kiezers op 6 april 2016 voor het EU-associatieverdrag moesten stemmen. Het idee dat een land vrij is om te kiezen met wie het handeldrijft en wie het als bondgenoot beschouwt, vloeit rechtstreeks voort uit het internationaal recht. Ook voor de meeste niet-democraten staat dit principe niet ter discussie. Bevreemdend is het echter als de EU zich opwerpt als hoeder van zelfbeschikking en non-interventie. Toen prominente Europese politici zich solidair verklaarden met de Oekraïense oppositie, golden kennelijk even andere regels.
Belangrijk in dit licht is de persoon van de afgezette president Viktor Janoekovitsj. Net als de tweede president van de Oekraïense republiek, Leonid Koetsjma (1994-2005), zag hij voor zijn land een brugfunctie weggelegd tussen Oost en West. Een onafhankelijk land dat zowel met de EU als met de Russische Federatie handeldrijft. Beide machtsblokken probeerden Oekraïne aan zich te binden door het aanbieden van een vrijhandelsakkoord. De regering van Janoekovitsj had aanvankelijk geen directe voorkeur, noch voor ‘ons’, noch voor de Russen. Totdat in het najaar van 2013 een acuut financieringstekort dreigde: Oekraïne kwam maar liefst 15 miljard dollar tekort. Of de EU dat even wilde ophoesten.
De eurocrisis lag bij burgers in Europa nog vers in het geheugen, dus konden regeringsleiders zich niet nog een financiële reddingsoperatie veroorloven. Bovendien speelde op de achtergrond een ander conflict: het Oekraïense parlement weigerde, tot groot ongenoegen van de EU, de voor machtsmisbruik vastzittende ex-premier Joelia Timosjenko vrij te laten.
Voor de Russen lag dit eenvoudiger. Poetin kon Janoekovitsj wél tegemoetkomen en had geen belang bij aandringen op binnenlandse hervormingen. Hij bood obligaties aan ter waarde van 15 miljard dollar, plus een korting van ruim 30 procent op de gasprijs. Janoekovitsj bedong soepele voorwaarden voor aflossing van de Oekraïense schulden en hoefde geen ingrijpende politieke hervormingen door te voeren. Het gevolg: paniek in de tent bij de EU. Het associatieverdrag stond op het spel. Dus begon de Brusselse pr-machine te ratelen. Janoekovitsj werd steevast afgebeeld als loopjongen van het Kremlin, dat niets liever wilde dan de Sovjet-Unie herstellen.
Ondertussen ontstond in Oekraïne een protestbeweging, gericht tegen de persoon van Janoekovitsj, tegen toenadering tot Rusland en vóór een associatieverdrag met de EU. In februari 2014 kwamen de spanningen op het Maidanplein in Kiev tot een hoogtepunt. Demonstranten raakten slaags met regeringstroepen, wat leidde tot ruim honderd doden. Op het plein stond een bont gezelschap van hippe, liberale jongeren en rechts-extreme nationalisten, aangemoedigd door de Europarlementariërs Guy Verhofstadt en Hans van Baalen. Ook Frans Timmermans, toen onze minister van Buitenlandse Zaken, liet in Kiev zijn gezicht zien. Janoekovitsj gaf onder grote druk zijn ambt op en vluchtte naar Rusland.
Wat Poetin daadwerkelijk wilde, was een zogenaamde Euraziatische Unie, een politiek samenwerkingsverbond met als kernlanden Rusland, Wit-Rusland, Oekraïne en Kazachstan, en daaromheen Armenië, Kirgizië en eventueel Tadzjikistan. Daar is momenteel alleen een economische unie van over, zonder Oekraïne en Tadzjikistan (de EEU). De mooie woorden van Verhofstadt en Van Baalen over mensenrechten en democratie konden hun werkelijke motieven niet verbergen. Het ging de heren maar om één ding: het uitbreiden van de Europese invloedssfeer. Een gezonde dosis scepsis is dus op zijn plaats als EU-chef Ursula Von der Leyen weer eens over haar ”geopolitieke Commissie” begint.
De auteur is masterstudent Politieke Wetenschappen en Filosofie.