Geruzie in EU is voorbarig
De meningsverschillen over financiële hulp vanuit Europa in de coronacrisis werden deze week enorm uitvergroot. Emoties aan de kant, kalmte bewaren en terug naar de overlegtafel, lijkt het devies.
We voelen het allemaal wel aan, zeker in deze tijd van dreiging en onzekerheid: je staat onder spanning en dan kan irritatie of slechte communicatie zomaar ontaarden in een fikse ruzie. Dat speelt ongetwijfeld mee bij de harde botsing tussen de politieke leiders in Europa. Die voelen een immense druk om met hun maatregelen levens te redden en tevens de economische gevolgen van de virusuitbraak in te dammen. En dat terwijl op veel punten voldoende kennis om de juiste afwegingen te maken, ontbreekt. Wat dat met iemand kan doen, zagen we bij ex-bewindsman Bruno Bruins.
De opstelling van Nederland in het EU-beraad heeft tot heftige reacties geleid. Het ongenoegen waaiert breed uit, met ongebruikelijke acties, zoals een brief van Italiaanse bestuurders in een Duitse krant en bij ons een oproep van zestig economen aan de regering voor een soepelere houding.
Premier Mark Rutte en minister Wopke Hoekstra van Financiën erkenden inmiddels dat zij een verkeerde toon hebben aangeslagen, dat zij aanvankelijk onvoldoende de bereidheid tot solidariteit hebben uitgedragen. Anderzijds mogen we vaststellen dat de verwijten vanuit het Zuiden wel erg zwaar aangezet waren. Hun woordgebruik voedt alleen maar negatieve sentimenten.
Wat is de huidige economische werkelijkheid? De Europese Centrale Bank (ECB) heeft onmiddellijk zijn onuitputtelijke schatkist geopend toen half maart de rente in Italië begon op te lopen en het schrikbeeld van Griekenland op het netvlies verscheen. President Christine Lagarde kondigde een extra programma van 700 miljard euro aan om obligaties op te kopen, met de mogelijkheid van verdere uitbreiding en veel flexibiliteit bij de inzet ervan. Zij doet met daden wat haar voorganger Mario Draghi met woorden verzekerde: we zullen koste wat kost de euro redden. Er hangt dus een stevig vangnet onder Italië. Monetair is de zaak voorlopig afgedekt. Er zijn geen signalen dat deze lidstaat zelf geen kapitaal meer kan ophalen uit de markten.
Bovendien heeft de regering in Rome de toezegging dat het met zijn staatsschuld en begroting alle ruimte krijgt. De EU-limieten worden tijdelijk opzij geschoven. Uit Brussel komt er een pot voor deeltijd-WW. Verder stelt Nederland voor –een wat doorzichtig charmeoffensief– een fonds te vormen met giften voor de kosten op medisch terrein. Kortom, volop actie.
We staan pas aan het begin van de economische crisis. Italië en andere landen hebben ongetwijfeld heel veel geld nodig om de schade voor bedrijvigheid, werkgelegenheid, inkomens en noem maar op, enigszins te beperken. Maar snel ondoordachte besluiten op dit terrein nemen, gaat te ver. Om meteen ongeconditioneerd alle instrumenten aan te wenden, zonder dat we weten hoeveel er nodig is en wat er met al die euro’s gaat gebeuren, lijkt voorbarig. De ruzie daarover eveneens. Laten we die dus maar toeschrijven aan de omstandigheden.
Beide kampen doen er goed aan hun toon te matigen en het overleg aan te gaan. Gelukkig gebeurt dat ook. De ervaring leert dat de EU vaak ruziet, maar op cruciale momenten altijd compromissen weet te bedenken.