De vergeten 33 van Soesterberg
Het is maar een eenvoudige herdenkingsplek, diep in de bossen van de voormalige vliegbasis Soesterberg. Een kruis, een houten bord, een plaquette. Verder wijst niets op het drama van 19 november 1942 toen de Duitsers er 33 verzetsstrijders om het leven brachten.
De 33 van Soesterberg worden ze genoemd. Het enige dat ze met plek gemeen hebben, is dat ze naar deze, toen Duitse vliegbasis werden getransporteerd en daar achter de schietbaan door een vuurpeloton in koelen bloede werden vermoord. Om de schoten te camoufleren vonden er op dat moment aan de voorzijde schietoefeningen plaats door Duitse soldaten.
Een muur met twee 4 meter hoge verticale openingen trekt de aandacht in het heuvelachtige terrein, begroeid met bomen en bosschages. Het zijn de restanten van de ”Schiessstand”, de plek waar Duitse militairen hun schietvaardigheden trainden op doelen achter de stenen wand. Daarachter verrijst een aarden wal als kogelvanger. Hier werden in de jaren tachtig gearresteerde ‘wilde’ dames van het vrouwenvredeskamp verzameld. Als protest tegen de nucleaire wapenwedloop verschaften zij zich met geweld toegang tot het terrein en achter de muur werden ze dan tijdelijk in hechtenis gehouden.
Lelijke woorden
Vrijwilliger van het Nationaal Militair Museum en het Utrechts Landschap, Herman van den Berg uit Zeist, vertelt: „Ze mochten dan twaalf uur worden vastgehouden, maar je was daar niet gelukkig als bewaker. De meest lelijke woorden kreeg je naar je hoofd.”
Samen met collega-vrijwilliger Adriaan van Hemert uit Den Bilt bezoekt hij regelmatig de fusilladeplaats, die bij maar weinig mensen bekend is. In aanwezigheid van scholieren en nabestaanden wordt daar jaarlijks op 19 november een sobere herdenkingsplechtigheid gehouden.
„Wat er precies is gebeurd en hoe het is gegaan, weten we slechts van een enkele getuige. Er zijn ook geen officiële documenten. In de jaren zeventig is er wel een boekje over verschenen, maar daar zijn maar weinig exemplaren van gedrukt.
Wat we weten is dat het om bekende verzetsmensen gaat, van wie er op deze plek 33 door een Duits vuurpeloton om het leven zijn gebracht. Een jongen van 17 jaar is vanwege zijn jeugdige leeftijd gespaard gebleven en naar concentratiekamp Natzweiler, 50 kilometer van Straatsburg, gestuurd. Hij overleefde uiteindelijk de oorlog.”
Volgens Van den Berg, die zich al enige tijd in dit onderwerp verdiept, zijn de mannen van drie verschillende verzetsgroepen bewust naar de vliegbasis gebracht om ze daar te executeren. „Ze kwamen van verschillende plekken in het land. Veertien leden waren van de verzetsgroep Deventer-Terwolde-Twello-Voorst. Mannen met uiteenlopende achtergronden en overtuigingen.”
Aanslagen op treinen
Van Hemert vult aan: „Van hen is bekend dat ze diverse branden stichtten. Een meelfabriek en oogsten van NSB-boeren in Voorst, Terwolde, Welsum en Nijbroek gingen in vlammen op. Ook vergiftigden ze aardappelvoorraden van de Wehrmacht. De aanslagen die ze op treinen pleegden, waren minder succesvol. De daarbij gebruikte explosieven waren niet krachtig genoeg.”
„Dertien anderen behoorden tot de verzetsgroep Amsterdam”, vervolgt Van den Berg. „Dat waren voornamelijk leden van de Communistische Partij Nederland, die door de Duitsers verboden was. En verder vier leden van de verzetsgroep Oranjevendel uit Overijssel. Tot slot werden er nog twee mannen gefusilleerd die afzonderlijk verzetsdaden hadden gepleegd.”
Verraad
De groepen voerden verschillende sabotageacties uit, maar spioneerden ook voor de geallieerden. „Vaak door verraad, soms ook door onhandigheid, zijn ze opgepakt. Een aantal van hen heeft in de Koepelgevangenis van Arnhem opgesloten gezeten, anderen in een politiebureau in Utrecht. Na showprocessen zijn ze overgebracht naar Kamp Amersfoort, om op donderdagmiddag 19 november op Fliegerhorst Soesterberg te worden doodgeschoten.
Om de schoten van het vuurpeloton te camoufleren werden tegelijkertijd schietoefeningen georganiseerd. De verzetsmensen zijn achter een aarden wal gedood en in een massagraf gedeponeerd. Onder hen was ook een invalide man. Hem hebben ze later in het graf gevonden met de stoel waarop hij was vastgebonden.”
Foltering
De amateurhistoricus sluit niet uit dat verzetsmensen elkaar hebben verraden na foltering. „Dat gebeurde wel vaker. Het is opvallend dat zo vroeg in de oorlog drie complete verzetsgroepen zijn opgepakt. Er was ook geen actuele aanleiding om de leden neer te schieten, zoals bijvoorbeeld bij de aanslag op Rauter bij de Woeste Hoeve wel het geval was. Ze zijn bewust naar Soesterberg gebracht, een andere plek dan waar ze vandaan kwamen. Dit was militair terrein, waarop geen getuigen aanwezig waren. Dat behoorde tot de tactiek van de nazi’s hier in Nederland. Mensen verdwenen gewoon en hun familie bleef in het ongewisse over hun lot.”
Dat deze verzetsgroepen werden opgerold verbaast de museumgids uit Zeist niets. „Mijn moeder was koerierster in Nunspeet en dat was bij familie bekend. Er hoefde maar iemand loslippig te zijn en het was gebeurd met je. Deze groepen zijn ook maar relatief kort actief geweest. Aan het begin van de oorlog was men ook minder professioneel. Het waren vaak jonge kerels die het gevaar niet zagen. En als het lang goed ging, werd men steeds overmoediger. Er heerste ook een enorme naïviteit. Vergeet niet dat in veel dorpen weinig Duitse troepen waren gestationeerd en dat daar het leven veelal gewoon doorging. Hoewel geheimhouding van levensbelang was, waren jongelui er vaak trots op dat ze in het verzet zaten en liepen er soms zelfs mee te koop.”
Gravendienst
Dat er in 1942 zo veel verzetsmensen tegelijk werden gefusilleerd is volgens Van den Berg redelijk uniek. „Later, toen de Duitsers doorkregen dat ze de oorlog gingen verliezen, werd de repressie steeds groter en gebeurde dat vaker.”
Al in de oorlog ging in Soesterberg en omgeving het gerucht dat er op de vliegbasis mensen van de ondergrondse waren neergeschoten. De Nederlandse gravendienst, toen Dienst Identificatie en Berging, deed daar na de oorlog onderzoek naar. Leider van het team was majoor W. J. Siedenburg. Het massagraf werd gevonden in de zomer van 1945. De slachtoffers lagen in een Engelse bomkrater. Het graf was overdekt met bomen en andere materialen. Tussen de doden vond Siedenburg daar zijn eigen zoon Anton.
De stoffelijke resten zijn op diverse begraafplaatsen herbegraven. In het najaar van 1945 werd een eenvoudig houten kruis bij de heuvel, aan de achterzijde van schietbaan geplaatst. Pas veel later werd de herdenkingssteen met herinneringsplaquette aangebracht, met daarop de namen van de vermoorde verzetsmensen.
Plechtigheid
Naast nabestaanden en belangstellenden uit Soesterberg, nemen ook schoolkinderen aan de plechtigheid deel. Sinds 2008 wordt die georganiseerd door de Stichting Comité 4 en 5 mei. „Dan speelt iemand, zoals gebruikelijk, de Last Post. Aandoenlijk vals, maar vele malen indrukwekkender dan de zuivere klanken je altijd hoort bij de nationale herdenkingen. Onbegrijpelijk dan ook dat er aan dit monument regelmatig vernielingen plaatsvinden.”
Represaillemaatregelen
Het eerste slachtoffer van een represailleactie door de Duitse bezetter in ons land was Sjaak Boezeman. Hij behoorde tot verzetsgroep De Geuzen en werd beschuldigd van illegaal wapenbezit. Hij overleed op 9 januari 1941 in het Scheveningse huis van bewaring, na ondervraging.
De allereerste geëxecuteerde was de gevluchte Duitse Jood Ernst Cahn, eigenaar van een ijssalon in Amsterdam; hij stierf op 3 maart 1941 wegens verzet bij een inval van de Duitsers.
De eerste geëxecuteerde Nederlander was Leendert Schijveschuurder, een communistische Jood die meewerkte aan de Februaristaking en enkele dagen erna werd betrapt bij het ophangen van aanplakbiljetten voor een nieuwe staking. Hij werd op 6 maart geëxecuteerd, de dag na zijn arrestatie.
De eerste doodvonnissen sprak de bezetter uit in december 1940, maar de executies werden uitgesteld. Later kregen enkele honderden veroordeelden alsnog gratie. Overigens betekende dat meestal dat men naar een gevangenis, tuchthuis of concentratiekamp werd gezonden, waar de betrokkene vaak alsnog om het leven kwam.
Vanaf 1943 hanteerden de bezetters het zogenoemde standrecht, op bevel van Hitler zelf. Dat is executie na geen of slechts een summier proces. Veel geëxecuteerden staan vanaf die periode in de politierapporten geregistreerd als “op de vlucht neergeschoten.” Ook zijn enkele honderden mensen aan martelingen bezweken, soms ook met daadwerkelijk de bedoeling om ze dood te folteren. Meestal zijn gegevens daarover niet meer terug te vinden.