Hongaarse leider krijgt verregaande bevoegdheden om coronacrisis
Het Hongaarse parlement heeft een wet goedgekeurd die premier Viktor Orbán verregaande bevoegdheden geeft. Die heeft hij naar eigen zeggen nodig vanwege de coronacrisis.
De wet geeft de premier de mogelijkheid om grotendeels per decreet te regeren. De regering kan zelf besluiten wanneer de noodtoestand wordt beëindigd die eerder deze maand is afgekondigd.
Het door de Fidesz-partij van Orbán gedomineerde parlement keurde het voorstel goed met 137 tegen 53 stemmen. De wet voorziet ook in gevangenisstraffen van 5 jaar voor mensen die de strijd tegen het virus hinderen door „onjuiste informatie” te verspreiden.
Parlementariërs uit de oppositie hebben zich tevergeefs verzet tegen de wet. Ze vrezen dat de nationalistische regering misbruik maakt van de nieuwe bevoegdheden. Ook mensenrechtenorganisaties, zoals de Raad van Europa, reageerden bezorgd. Critici verwijten Orbán al langer de rechtsstaat uit te hollen.
„Deze wet zou een ongecontroleerde noodtoestand voor onbepaalde tijd creëren en premier Viktor Orbán en zijn regering carte blanche geven om de mensenrechten in te perken”, vindt de Hongaarse tak van Amnesty International. „Dit is niet de manier om de crisis aan te pakken die is veroorzaakt door de coronapandemie.”
De Hongaarse regering wijst dergelijke kritiek van de hand. Minister van Justitie Judit Varga zei eerder dat decreten kunnen worden ingetrokken door het parlement en voorgelegd kunnen worden aan het grondwettelijk hof. Varga stelde dat de oppositie „vecht met denkbeeldige monsters en de realiteit uit het oog is verloren”.