Overheid moet zich beraden op positie inspecties in ministeries
Het ministerie van Justitie staat in een kwade reuk. Diverse onderzoeksrapporten die in opdracht van het departement zijn opgesteld zouden zijn gemanipuleerd of aangepast door ongewenste inmenging van buitenaf.
De eerste beschuldiging daaromtrent dook op in december 2017 en was gericht tegen het WODC, het interne onderzoeksinstituut van het ministerie. Inmiddels ligt sinds begin dit jaar ook de Inspectie Justitie en Veiligheid onder vuur.
Inspecteurs van deze toezichthouder meldden dat beleidsambtenaren van het ministerie zich op een onbehoorlijke manier zouden hebben bemoeid met de uitkomsten van een rapport over de opkomsttijden van de brandweer en de beschikbaarheid van brandweervrijwilligers. Stevig ingrijpen was volgens leidinggevenden niet nodig. De inspecteurs kregen tekst en uitleg en er volgde geen nader onderzoek naar de kwaliteit van zeven andere inspectierapporten, die volgens hen ook besmet zouden zijn.
Na kritiek vanuit de Tweede Kamer gebeurt dit nu alsnog.
Inmiddels ligt ook een tweede ministerie onder vuur, namelijk dat van Infrastructuur en Waterstaat, dat gaat over de Inspectie Leefomgeving en Transport. Aanleiding is een kritisch rapport over de bouw van woningen of zorginstellingen in de nabijheid van bedrijven die met chemische stoffen werken. Niet elke gemeente heeft de risico’s daarvan scherp in beeld, aldus het stuk. Dat werd alleen nooit naar de Kamer gestuurd, want van een ‘rapport’ werd de studie opeens een ‘intern document’, zo beklaagden inspecteurs zich in de media.
Wat is hier aan de hand? De traditie om elk ministerie een eigen inspectiedienst te geven die onafhankelijk geacht wordt te zijn, maar organisatorisch wel geheel verweven is met de ministeriële organisatie bestaat in Nederland al decennialang. Dat heeft onmiskenbaar voordelen: de inspecteurs produceren geen abstracte, filosofische beschouwingen, maar doen onderzoek naar een actueel, concreet beleidsprobleem.
Nadelen zijn er echter ook. Zo is het gangbaar, om niet te zeggen traditioneel geworden dat de eindtekst van een rapport pas wordt vastgesteld na overleg over het concept-rapport tussen de leidinggevenden van de inspecteurs, beleidsambtenaren en vertegenwoordigers van de organisaties waar het onderzoek over ging. Dat werkt soms verwarring in de hand. Als de individuele inspecteur hier een zwaarwegend punt van maakt, geldt dat dan als een arbeidsconflict? Of is hij een klokkenluider die een potentiële misstand meldt?
Het is goed dat de Tweede Kamer in beide kwesties wil weten hoe het zit. Nog beter is het wellicht om de organisatorische inbedding van inspecties bij ministeries eens over de volle breedte tegen het licht te houden.
Als elke affaire een nieuw onderzoek moet opleveren, is het einde zoek.