„Psalmen Datheen zijn puur en warm bevindelijk”
Boeken reizen met je mee het leven door. Je koopt ze om de inhoud, om wat er in geschreven staat. Maar niet altijd. Het kan ook de historische waarde van een boek zijn, of een emotionele herinnering. Zelfs een handtekening in vetkrijt kan reden zijn een boek aan te schaffen. Tenminste, voor Jan Verwijs (43).
Lezen doet lezen. Dat begreep Verwijs al vroeg in zijn leven. Kinderboeken geven er de smaak aan en stimuleren tot verder lezen; zelfs een brug slaan naar wereldliteratuur of –nog beter– naar geestelijke lectuur. Want de ernst van het leven heeft eigenlijk altijd vat gehad op de oud gereformeerde boerenzoon van Sint Philipsland. Altijd was er die zweem van tijdelijkheid en betrekkelijkheid. De boerderij waar hij opgroeit is van zijn vader en oom Bram, twee met elkaar vergroeide broers. Als de een sterft, volgt de ander na enkele dagen. Samen ploeterden ze in de aarde, samen staan ze boven aarde. Hetzelfde jaar overlijdt ook zijn moeder.
Maar dan heeft Verwijs allang het Zeeuwse eiland verlaten en zich –in 2013– in het Betuwse Ommeren gevestigd. Met zijn vrouw Martina aan zijn zijde en een flinke bibliotheek onder zijn hoede. Verwijs heeft die bibliotheek op orde: theologie direct naast de zitkamer. En op zijn werkkamer. En boven. Waar ook nog tal van andere boeken staan, waaronder zijn jeugdboeken.
Het boeren zit Verwijs niet in de genen, het lezen wel. En vrijstaand wonen ook, met wat dieren om zich heen. Daaronder een herdershond. Zijn naam –Snuf– knipoogt naar het verleden.
1. Prins: Snuf als symbool
„Het is niet dat de boeken over Snuf de herdershond zo’n diepe, blijvende indruk maakten, maar zij staan symbool voor het lezen. Je kroop op de bank je boek in en je gedachten dwaalden rond in een andere wereld. Lezen vormt je, is dus belangrijk. In verschillende functies kom ik in aanraking met sollicitanten. Dan merk ik dat lezen niet meer vanzelfsprekend is. Ik vind het onbegrijpelijk dat iemand de pabo achter de rug heeft en vervolgens nog nauwelijks leest. Laat staan geestelijke lectuur tot zich neemt. Want daar moet het lezen je toch heenbrengen. Er is zoveel goud te delven in goede boeken, niet het minst bij oudvaders en puriteinen. Maar het begint met het kinderboek. Daar kan de liefde tot lezen ontkiemen en openen zich nieuwe werelden, culturen en gedachten die je leven verdiepen en je interesses verbreden.”
2. Eco: kloosterleven
„Na de middelbare school in Goes wilde ik het liefst geschiedenis studeren. Maar het werd de pabo in Gouda. Geschiedenis studeren kon altijd nog. Verplicht onderdeel van deze pabo-opleiding was het lezen van wereldliteratuur. Zo kwam ik in aanraking met ”De naam van de roos”, van Umberto Eco. Het boek speelt zich in enkele dagen af, maar belicht veel kanten van het middeleeuwse kloosterleven. De kortheid en rauwheid, de devotie en onechte godsdienst, de rijkdom en macht van de Rooms-Katholieke Kerk, de armoede en ellende van gewone mensen. Eco onderzocht het, goot het in een prachtig verhaal en beschreef het in mooie statige zinnen. Toen al sprak die deftige, archaïsche taal mij aan. En die studie geschiedenis? Na acht jaar lesgeven op een basisschool, maakte ik de overstap naar het voortgezet onderwijs. Dat gaf mij gelegenheid om aan de Universiteit van Antwerpen te studeren: Nederlandse taal- en letterkunde.”
3. Datheen: paraplu
„Mijn leven was altijd verweven met de psalmberijming van Petrus Datheen (1531-1588). In onze oud gereformeerde gemeente zongen we Datheen, op school leerden we wekelijks een psalm in die berijming. Hier heb ik het psalmboekje dat ik kreeg van mijn vader en moeder, die er mijn naam voorin schreven. Het is een dierbare herinnering.
Na de pabo gaf ik les op de Joos van Larenschool in Arnemuiden. Ook daar klonk Datheen. Dat waren voor ons gewoon de psalmen. Je was ermee vergroeid, de taal en de klanken zaten je in het hoofd. Toen we in 2013 naar Ommeren verhuisden, sloten we ons aan bij de oud gereformeerde gemeente van Lienden. Daar is de berijming van 1773 in gebruik. Ik ben daar nu zo’n vijf jaar ambtsdrager en lees wekelijks een preek, altijd een oudvader; dat is de gemeente gewend. Als ik er de te zingen psalmen bij zoek, valt me vaak een mooie psalm in. Als ik dan de berijming van 1773 erbij neem, valt mij op hoe helder en Schriftuurlijk de psalmen van Datheen zijn. Zo puur, zo ongekunsteld en zo warm bevindelijk. Ik heb ze in mijn hart gesloten. Natuurlijk weet ik dat op de dichtkunst valt af te dingen. Maar ze staan wat betreft de theologische leer dichter bij ons. Dat is belangrijk.
De psalmen kunnen ook emotionele herinneringen oproepen. Rond het sterfbed van mijn ouders zongen we als kinderen Psalm 25: „Zie mij aan met goeder harte,/ heb toch meedlijden met mij,/ want eenzaam ende vol smarte.” Dat doet je iets. Als je dat vers later weer zingt, komen ook de herinneringen terug. Ook dat bindt mij aan deze psalmen. Natuurlijk zeg ik niet dat iedereen de ‘oude’ psalmen moet zingen. Maar ik vind het zingen van Datheen wel veel waarde hebben.”
4. Hallium: ontluikende liefde
„Elk boek heeft een eigen verleden. Je vraagt je soms af wie het in zijn handen heeft gehad, wie er zegen uit kreeg, welke tranen van vreugde of verdriet op die oude bladzijden neerdruppelden. Het maakt die boeken voor mij heel waardevol. Zo ook de ”Heylige Bedenkingen” van Josephum Hallium (1574-1656). Ik had de pabo net afgerond. Mijn vader vertelde dat ouderling Wolffensperger uit Bruinisse zijn oude uitgave van de Matthew Henry van de hand wilde doen. Wolffensperger vond het aardig dat zo’n jongeman van net twintig die boeken wilde hebben; „eigenlijk een Bijbelverklaring voor een leraar”, zei hij. Ik kocht de serie en Wolffensperger deed er een boek bij, Hallium. Deze beschrijft aan het eind van zijn boek enkele ”Schielycke meditatiën”. Hij ziet iets en bedenkt er een geestelijke les bij. ”Siende een vogeltje, genaemt Roodtborsken, in sijn kamer vliegen”. Of ”Twee Slecken siende” of ”Eenen Moriaen siende”. Ik heb ze allemaal gelezen en het gaf me de eerste liefde voor de oudvaders.”
5. Kloeck: handtekening in vetkrijt
„De ”Keurlyke Bijbel-stoffen” is een heel zeldzaam boekje. Het lag op een rommelmarkt, de titelpagina ontbrak. Ik wist dus eerst niet wie het had geschreven, later bleek Johannes Kloeck (1641-1714) de auteur te zijn. Maar op de binnenzijde stond met paars vetkrijt de handtekening van ds. L. Boone. Als je uit Sint Philipsland komt, waar deze predikant heeft gestaan, spreekt je dat natuurlijk aan. Daarom heb ik het gekocht. Het bleef in de kast liggen, tot ik in Antwerpen colleges volgde over preekanalyse. Daarbij kwam dat boekje van pas. Ik heb slechts drie exemplaren kunnen terugvinden. In alle drie ontbrak het titelblad, hoewel in één een kopie was ingebonden. Ik ben er nooit achter gekomen waarom de titelbladen in die boekjes ontbraken.”
6. Hellenbroek: aansprekend
„Uiteindelijk gaat het bij boeken om de inhoud. Ik voel me geestelijk thuis bij oudvaders en puriteinen. Hellenbroeks ”Kruistriomf van Vorst Messias” (1737) bijvoorbeeld bevat aansprekende lijdenspreken; exegetisch heel sterk, separerend, maar ook zo ernstig en gunnend. Neem de voorrede uit de zevende preek, over de Overste Leidsman. Theodorus Beza vertaalt dat met Kapitein. Hellenbroek werkt dat uit in vijf punten, waarom de Heere Jezus de dappere, trouwe, standvastige, vooropgaande Kapitein is. Dan schildert hij de Middelaar zo heerlijk af als Zaligmaker. En altijd eindigt Hellenbroek met het eeuwig Halleluja of het eeuwig Jeruzalem. En de noodzaak van de bekering en om Christus te leren kennen als Borg en Zaligmaker. Daar gaat het toch om? Daar gaat het om!”
7. Boston: separeren
„Boston (1676-1732) schuwt in ”De viervoudige staat” de radicaliteit van de totale verdorvenheid van de mens niet. In ”twaalf slagen waardoor een rank van de natuurlijke stam wordt afgesneden” zet hij het mes in het leven van de zondaar. De zondaar wordt van de eerste Adam afgesneden en vervolgens ingeënt in Christus. Boston is zo ontzettend rijk in de aanbieding van de genade. Met advent las ik nog een preek van hem: ”Christus, de Zaligmaker der wereld”. Sommige mensen vragen weleens: Hoe moet je Boston toch lezen? De een zegt: hij schrijft dit en hij bedoelt natuurlijk dat. Nee, je moet het lezen zoals het er staat, want zo bedoelt hij het ook. Hoe ruim is hij in die preek over de Zaligmaker der wereld. Maar aan de andere kant ook zo separerend. Dat is het geheim; je kunt zo ruim zijn in het aanbod van genade en heil in Christus. Omdat je separeert.”
www.rd.nl/uitdeboekenkast
Jan Verwijs
Jan Verwijs (1976) is algemeen scriba van de Oud Gereformeerde Gemeenten en als zodanig betrokken bij alle deputaatschappen van dat kerkverband. Daarnaast is hij ouderling van de oud gereformeerde gemeente in Nederland te Lienden en onder meer lid van de Raad van Toezicht van de Stichting Adullam voor gehandicaptenzorg en van de identiteitsraad van het Van Lodenstein College en het Hoornbeeck College. Ook participeert hij in de Stichting Gereformeerd Erfgoed, die hertalingen en vertalingen van werken van reformatoren, puriteinen en vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie uitgeeft. Verwijs is getrouwd met Martina Marijs.
Serie
Uit de boekenkast
Mensen uit alle geledingen van de maatschappij vertellen over boeken die invloed
hebben gehad op hun leven.