Steun Rusland aan Syrië laat Turkije weinig ruimte in Idlib
Turkije probeert uit alle macht de Syrische opmars in de provincie Idlib te verijdelen. Damascus weet zich echter verzekerd van de steun van Rusland. En dus staat Ankara vooral met lege handen.
Op sociale media in het Midden-Oosten werden de afgelopen dagen beelden verspreid die het Westen nauwelijks wisten te bereiken. In de Syrische stad Aleppo waren uitzinnige massa’s op de been die uitbundig de definitieve bevrijding van hun stad door het Syrische leger vierden. Met veel ceremonieel landde ook voor het eerst sinds acht jaar weer een vliegtuig uit Damascus.
Ondertussen gaat de opmars van het Syrische leger in de nabijgelegen provincie Idlib onverdroten door. Het dreigt een bloedbad van de eerste orde te worden. Sinds 2011 zijn er in Genève talloze conferenties gehouden over vrede in Syrië. Zij leverden echter louter papieren beloftes op. Rusland besloot toen een alternatieve diplomatieke route te openen en begon in de Kazachstaanse hoofdstad Astana een parallel proces. Turkije, Iran en Rusland sloten hier een aantal belangrijke overeenkomsten, die echter net als ‘Genève’ niet veel meer waard waren dan het papier waarop ze werden neergeschreven.
Dit had vooral te maken met de totaal tegenstijdige uitgangspunten van met name Turkije en Rusland. De Russische president Poetin bleef herhalen dat het regime in Damascus uiteindelijk weer de controle over het hele land diende te krijgen. Zijn Turkse collega Erdogan wilde dit juist met alle middelen voorkomen.
In eerste instantie werd in Astana besloten dat er in Syrië vier de-escalatiezones zouden komen. De drie gebieden in het oostelijke Ghouta, in het zuidelijke Dara en bij de stad Homs werden echter al snel door het Syrische leger onder de voet gelopen. Toen bleef er nog slechts één over – en wel in het noordelijke Idlib. Die werd het laatste toevluchtsoord voor miljoenen wanhopige Syrische burgers én tienduizenden radicale islamitische strijders.
Turkije wilde een militair offensief van het Syrische leger in Idlib verijdelen. Daarom werd september 2018 in Sotsji afgesproken dat Turkije garant zou staan voor een wapenstilstand in Idlib. Erdogan beloofde toen echter iets wat hij onmogelijk waar kon maken. Erdogan kreeg namelijk de taak in Idlib de gematigde oppositie te scheiden van radicale jihadisten, om de laatste groep vervolgens te ontwapenen. Iets wat uiteraard nooit gebeurde.
Eind vorig jaar begon het Syrische leger daarom een militaire campagne in Idlib en het is vrijwel zeker dat Damascus hiervoor het groene licht kreeg uit Moskou. Het Syrische leger heeft sinds begin dit jaar al ruim 600 vierkante kilometer in de provincie Idlib veroverd. Bij de gevechten kwamen ook Turkse soldaten om het leven.
Dit alles veroorzaakte razernij in Ankara. Devlet Bahceli van de Turkse Nationalistische Beweging riep Erdogan op „om Damascus te veroveren en Syrië plat te branden om de dood van de Turkse militairen te wreken.” Erdogan zelf gaf het Syrische leger tot het einde van deze maand de tijd om zich volledig terug te trekken uit Idlib. Het beslissende woord kwam echter uit Moskou, dat liet weten dat „Rusland de strijd van het Syrische leger tegen het terrorisme in Idlib steunt.” Dat laat Erdogan met lege handen achter.