Nieuwe box 3 betekent forse belastingstijging
Het kabinet stelt een aanpassing van belastingbox 3 voor. Die zou tegemoetkomen aan belastingplichtigen met vooral spaargeld en aansluiten bij het echte spaarrendement. Helaas pakt het in de praktijk veel slechter uit dan velen denken.
Staatssecretaris Snel van Financiën stuurde over het box 3-voorstel in september een brief aan de Tweede Kamer. Voor de zomer gaat het in definitieve vorm naar het parlement. Per 1 januari 2022 moeten de nieuwe plannen ingaan.
In het voorstel wordt onderscheid gemaakt naar het soort vermogen. Hebt u enkel spaargeld, dan gaat u veelal minder belasting betalen. Hebt u andersoortig vermogen (aandelen, obligaties, vakantiehuisje enzovoort), dan gaat u fors meer betalen.
In het voorstel verdwijnen de verschillende categorieën van de hoeveelheid vermogen. Het maakt dus niet meer uit hoevéél u hebt; het gaat erom wát u hebt.
Slim bedacht
Allereerst moet de ronkende boodschap van de staatssecretaris wat genuanceerd worden. Enthousiast suggereerde hij dat spaarders straks een vrijstelling van 440.000 euro per persoon hebben (fiscaal partners 880.000 euro). Dat klinkt mooi als verkiezingsretoriek maar is onjuist.
Er komt een heffingsvrij rendement (rendementsvrijstelling) van 400 euro per persoon. Het voorstel is dat spaargeld een forfaitair rendement van 0,09 procent krijgt. Daardoor valt de eerste (ongeveer) 440.000 euro buiten de belastingheffing (400 euro / 0,09 procent). Maar zodra de rente (ofwel het forfaitair rendement) stijgt naar bijvoorbeeld 2 procent, slinkt de ”vrijstelling” van 440.000 euro al meteen tot slechts 20.000 euro (400 euro / 2 procent). Hierbij ga ik ervan uit dat de overheid, in lijn met haar beleidsverleden, niet de vrijstelling evenredig verhoogt.
Spaarders zijn in dit systeem dus zeker niet veilig. Bij rentestijging gaan ze heel snel fors meer betalen. Heel slim uitgedacht!
Overigens geldt die vrijstelling niet enkel voor de categorie spaargeld maar voor het totale forfaitaire rendement in box 3. Heb je dus nog ander vermogen, dan kan die 400 euro al snel opgebruikt zijn. En dan word je belast voor elke euro boven de 400.
Nu lijkt rentestijging nog ver weg. Als de nieuwe box 3-heffing echter eenmaal staat, krijg je die niet zomaar weer omgebouwd, als de situatie wijzigt. Dat heeft het verleden ons wel geleerd.
In 2001 werd het forfaitaire rendement van box 3 op 4 procent gezet. De spaarrente lag toen net iets boven de 4 procent. Daarna is ze alleen maar gedaald. Pas in 2017(!) is een eerste stap gezet om het stelsel te herzien. En weet u nog wat minister Zalm van Financiën in 2001 zei? „Wie geen 4 procent risicoloos rendement haalt, is een sukkel.” Hier hebben we dus nog steeds last van, al zijn we nu heel veel kostbare rechtszaken (tot aan de Hoge Raad) en maatschappelijke onvrede verder.
Onrealistisch
Heel merkwaardig is ook dat het kabinet stelt dat het forfaitair rendement moet aansluiten bij de werkelijke rente, terwijl in het voorstel ”0,09 procent” genoemd wordt. Velen krijgen nu 0 tot 0,01 procent rente op hun spaarrekening. Hoe verdedig je dan een forfaitair rendement van 0,09 procent? Er wordt dus toch weer met een onrealistisch spaarrendement gerekend.
Nu stelt de staatssecretaris wel dat dit forfaitair rendement de werkelijke rente volgt (met vertraging). We hopen dus maar dat dit in het definitieve voorstel nog beter aangepast wordt aan de realiteit. En krijgen we bij negatieve rente dan belasting terug?
We hebben het nu nog niet gehad over het rendement waarmee gerekend wordt bij het overig vermogen. De overheid veronderstelt dat je daarmee maar liefst 5,33 procent rendement realiseert. Dat dit heel vaak niet zo is, wordt gemakshalve genegeerd. Wel wordt toegegeven dat er een soort uitruil plaatsvindt: de hogere belasting op de overige vermogenscomponenten financiert de lagere belasting op het spaargeld.
Als uitsmijter wordt ook nog eens het belastingtarief van box 3 met 10 procent verhoogd naar 33 procent. De staatssecretaris spreekt in zijn brief aan de Kamer van een „lichte” verhoging. Leuker kunnen ze het echt niet maken. Eenvoudiger en realistischer blijkbaar ook niet.
In de huidige situatie is er een heffingsvrij vermogen van 30.846 euro per persoon. Dit bedrag wordt dus niet in de belastingheffing betrokken. Bij de nieuwe plannen komt een drempel van 30.846,-. Blijf je met je (totale) vermogen onder die drempel, dan is er geen heffing in box 3. Kom je er maar één euro boven, dan is gelijk al het vermogen (vanaf de eerste euro!) in box 3 belastbaar.
Vakantiehuisje
Een eenvoudig voorbeeld ter illustratie van wat dit alles betekent voor de te betalen belasting. We gaan uit van een echtpaar met 30.000 euro spaargeld en een vakantiehuisje van 250.000 euro, dat enkel voor eigen gebruik dient (dus geen huuropbrengsten). Er zijn geen schulden in box 3. Dit echtpaar krijgt straks te maken met een belastingstijging van maar liefst 242 procent! In plaats van 1707 euro nu gaan ze vanaf 2022 4142 euro per jaar belasting in box 3 betalen, dus 203 euro per maand meer.
Velen met bijvoorbeeld een vakantiehuisje zullen daarom verkoop ervan overwegen. Ze betalen immers ook nog eens de elk jaar verder stijgende lokale lasten en veelal een forse forensenbelasting. Ik reken nu met een vakantiehuisje, maar er zijn genoeg andere vermogensbestanddelen aan te wijzen die ook geen of weinig rendement opleveren (obligaties, lening aan kinderen, vruchtgebruik/bloot eigendom enzovoort). Mag de overheid zo’n sturende rol hebben in de aanwending van het vermogen van de burger dat die burger na alle belastingheffingen netto heeft overgehouden? Met deze voorstellen voor box 3 stuurt de regering heel sterk naar de vermogenscategorie spaargeld.
Het manco in dit systeem is ook het feit dat er naast spaargeld maar één andere categorie is. Je kunt aandelen die dagelijks verhandelbaar zijn, en waar je dus snel van af kunt, niet vergelijken met bijvoorbeeld onroerend goed, dat niet direct liquide gemaakt kan worden. Toch vallen beide in dezelfde box 3-categorie.
Kinderen helpen
Vaak willen ouders hun kinderen helpen bij de aankoop of verbouwing van hun woning. Dat kan door een schenking maar ook door hun een lening te verstrekken uit hun spaargeld. Tot nu toe verandert er dan niets in box 3, maar op grond van de nieuwe plannen komt deze lening voor de ouders ineens in een andere vermogenscategorie. Dan wordt namelijk verondersteld dat dit hun een rendement van 5,33 procent oplevert. Dat is niet realistisch. Sterker nog: zouden de ouders bijvoorbeeld 6 procent rente gaan vragen, dan kan dit op bezwaren bij de fiscus stuiten (bij de kinderen is dit dan namelijk vaak aftrekbare rente in box 1). Ouders vragen meestal echter een (veel) lagere rente (je wilt je kinderen helpen), maar betalen over een (veel) hoger verondersteld rendement belasting. Heel krom.
Stap terug
De overheid moet het werkelijke rendement op iemands bezittingen belasten. Dat is eerlijk en ook eenvoudig. De belastingdienst heeft hiervoor al bijna alle gegevens: saldo’s, renteoverzichten, beleggingsportefeuilles, dividenden, verkoopprijzen van al het onroerend goed in box 3 enzovoort. Heel veel kan dus direct toegewezen worden als rendement in box 3. Het enige wat de belastingdienst (nog) niet heeft, zijn de verhuuroverzichten van mensen die onroerend goed in box 3 verhuren.
We kunnen eindeloos discussiëren over de vraag of het juist is dat de overheid ons bezit belast, maar het zou onze regering sieren als zij steeds een stap terug doet in de belastingheffing als ook de burger minder of geen rendement heeft. Dat zien we helaas niet terug in de nieuwe plannen voor box 3.
De auteur werkt als gecertificeerd financieel planner (FFP, CFP) en gecertificeerd beleggingsadviseur (DSI) in het bankwezen.