Kinneging stelt menselijke maat tegenover morele crisis
De moderne tijd weet niet van maat houden. Het leven draait in deze samenleving om ongeremd genot en eindeloos experimenteren, analyseert prof. dr. Andreas Kinneging. Afgelopen week verscheen zijn boek waarin hij een terugkeer bepleit naar het houden van de juiste maat. „De moderniteit is problematisch. De vraag is of we het wel overleven.”
In minder dan 600 bladzijden ging het niet. Dat het boek ”De onzichtbare maat” zoveel pagina’s telt, komt niet in de eerste plaats doordat Kinneging ervan houdt om te spitten en dingen uit te diepen, legt de rechtsfilosoof uit in zijn werkkamer met wanden vol boeken in het Leidse universiteitsgebouw van de faculteit rechtsgeleerdheid.
Kinneging wil de basisbeginselen van deze samenleving ter discussie stellen: vrijheid en gelijkheid. Die zitten zo diep verankerd in de samenleving dat lange analyses nodig zijn om die bloot te leggen. „Mensen voelen zich heel sterk met die principes verbonden. Ze hebben het karakter gekregen van quasireligieuze grondslagen, niet alleen rationeel, maar ook emotioneel. Wie er kritiek op uitoefent, moet rekening houden met sterke emoties. Daarom moet je de spade heel diep steken om iemand te bereiken en te overtuigen”, zegt de hoogleraar, elke zin bedachtzaam formulerend.
In zijn boek neemt Kinneging de lezer mee naar het gevecht tussen de christelijke traditie en de moderne tijd. Vervolgens voert hij de lezer naar de wortels van de Europese traditie. Daar wil hij „de schatten” opdelven van de Griekse filosofie, met Plato als hoofdfiguur, en van het christelijk geloof, met de kerkvader Augustinus en dertiende-eeuwse theoloog Thomas van Aquino als belangrijke bronnen.
Volgens u voltrok zich in de 17e en 18e eeuw een radicale breuk met het verleden, de Europese traditie van Athene en Jeruzalem?
„In de 17e eeuw begint de moderniteit met de filosofen van de verlichting René Descartes en Thomas Hobbes. Hobbes gaat in tegenstelling tot de traditie uit van het ongebonden, vrije en gelijke individu. De mens is bij hem niet meer dan een dier, zij het met een groter verstand. Er bestaat geen van God gegeven wet, bijvoorbeeld de Tien Geboden. De wereld is maar een constellatie van feiten, waarin geen norm of moraal is voorgegeven. Daarom rijst de levensgrote vraag: „Wat moet de mens doen?” Het antwoord van Hobbes is om zoveel mogelijk begeertes te bevredigen.”
Op dit verlichtingsdenken kwam een tegenreactie?
„De romantiek komt begin 19e eeuw tegen dat denken in opstand en beschouwt de mens als meer dan een dier. Er zit iets goddelijks in ieder mens. Het belangrijkste is niet de bevrediging van de begeertes; de kunst voor de mens is om de goddelijke kern in jezelf te vinden en in het spoor daarvan te leven. Het goddelijke zit ook in de natuur. Dat betekent dat je met de natuur moet omgaan alsof het een god is.
De romantiek en de verlichting hebben beide vrijheid en gelijkheid als hun beginselen, maar leggen die vrijheid verschillend uit. Vrijheid is er volgens de romantiek niet om de begeertes te bevredigen, maar voor zoveel mogelijk zelfontplooiing.”
Hoe zien we deze twee ideologieën vandaag de dag terug?
„Verlichting en romantiek leveren nu de heersende levens- en wereldbeschouwingen, na de doodsklap aan de Europese traditie door de culturele revolutie in de jaren zestig van de vorige eeuw. Het consumentisme is een voorbeeld van verlichtingsdenken. De wereld is daarbij niet meer dan een grondstof voor de bevrediging van de begeertes. Zo veel mogelijk productie en eindeloze technologische en economische vooruitgang staan ten dienste van het genot. Het leven draait dan om eten, drinken, winkelen, seks en entertainment.
De vruchten van de romantiek zien we terug in de roep om jezelf te zijn. Het gaat om authenticiteit. Je moet doen wat bij je past. Om dat te weten, moet je eindeloos experimenteren in het leven, bijvoorbeeld voor het ontdekken van je seksuele voorkeur. Ook de zorg voor het milieu komen eruit voort, met de oproep terug te keren naar de natuur. Romantiek koestert het eigene, het unieke. Zowel het nationalisme als het multiculturalisme komen daarom voort uit de romantiek. Nationalisme koestert het unieke in de eigen cultuur, multiculturalisme het unieke in vele culturen.”
U bent pessimistisch over de toekomst van de westerse wereld vanwege het doorgeslagen vrijheid- en gelijkheidsdenken.
„In alles zit een bepaalde maat, dat geldt ook voor de beginselen van vrijheid en gelijkheid. We leven nu in een tijd van vrijheid- en gelijkheidsfundamentalisme. Hoe meer ervan hoe beter, is de gedachte.
Het laatste decennium horen we echter steeds minder over vrijheid en meer over gelijkheid. Hoe meer gelijkheid hoe beter. Dat lijkt me een dwaalspoor. Tocqueville (Frans liberaal visionair uit de 19e eeuw, HWW) zei al: „Vrijheid en gelijkheid staan op gespannen voet met elkaar.” Als je de mens vrij laat, ontstaat er ongelijkheid. Als je gelijkheid wil bewerkstelligen dan moet je de mens de vrijheid afnemen. Een extreem voorbeeld van het laatste is het communisme. We moeten oppassen om niet in het streven naar gelijkheid onze vrijheid kwijt te raken.”
Waar ziet u het streven naar gelijkheid ten koste gaan van de vrijheid in de samenleving?
„Bijvoorbeel rond de vrijheid van onderwijs. Hoe zwaarder het gelijkheidsgebod aangezet wordt, hoe minder vrijheid van onderwijs er overblijft. Dat maken christelijke scholen nu mee. Hetzelfde zien we in de economische sfeer. Hoe zwaarder gelijkheid aangezet wordt, hoe minder vrijheid voor ondernemerschap, bijvoorbeeld door vrouwenquota.
Voor mij staat vrijheid hoger dan gelijkheid. Maar vrijheid is niet de hoogste waarde. Het is hooguit een basiswaarde. Daarboven staan andere, hogere waarden.”
U bepleit een terugkeer naar de Europese traditie. Wat heeft die ons te bieden?
„Ik oriënteer mij daarvoor op de Griekse filosoof Plato, die geassisteerd wordt door zijn leerling Aristoteles, en op het christendom met Augustinus en Thomas van Aquino. In die traditie gaat het altijd om twee dingen: de gelukzaligheid van de mens aan de ene kant en aan de andere kant het goede, ware en schone als een drie-eenheid. Het gaat om de gerichtheid op het goede en niet op zichzelf, zoals de verlichting en de romantiek verordenen. Het goede is vaak juist alleen te bereiken als je de begeerte niet bevredigt. De meeste mensen begrijpen nog wel dat je een rem moet zetten op je begeertes, als je het goede wilt doen. Dat begint al door bijvoorbeeld niet ongeremd chips te eten. Het gaat in de traditie ook niet om zelfontplooiing, maar om zelfopoffering; niet om zelfliefde, maar om Godsliefde. Dat is het hoogste goed. Wie zo leeft, houdt de juiste maat.”
U oriënteert zich sterk op het christelijk geloof.
„Ik ben platonistisch christen. Ik ben geen katholiek die zich thuisvoelt bij de Rooms-Katholieke Kerk van na de Reformatie, en ook geen lutheraan of calvinist. De laatsten geven een te hoge status aan geloofszekerheid en stellen die boven het ”weten”. Dat leidt tot letterknechterij, waarbij alleen de letterlijke betekenis van de Bijbel telt. Ik richt me op het orthodoxe middeleeuwse christendom van Augustinus en Thomas van Aquino, die ook platonist waren. Bij hen vind je een levend christendom met alle twijfel die daarbij hoort. Voor Augustinus en andere christelijke denkers is het goede, ware en schone God. Het hoogste doel in het leven is voor hen de gerichtheid op God.”
In uw boek is Jezus iemand die de mens leert hoe hij leven moet: een voorbeeld. Dat is geen klassiek maar modern beeld van Jezus.
„Naar mijn mening niet. Net als vele anderen nam ik voetstoots aan dat verzoening door voldoening dé christelijke theorie is om de betekenis van Christus’ lijden en sterven te verklaren. Geleidelijk aan kwam ik erachter dat die bij Augustinus en Aquino nauwelijks aanwezig is. Deze theorie ontstaat pas in de 11e eeuw bij Anselmus. In de Rooms-Katholieke Kerk is die voldoeningsleer ook nooit tot dogma verklaard. Augustinus heeft twee theorieën over Christus’ lijden en sterven. De ene is dat Christus ons vrijkoopt van de duivel, het Christus-Victormodel. Die beschouw ik als primitief. Zijn voornaamste theorie is die van Christus als voorbeeld. Ook bij Aquino domineert die laatste theorie.”
Ziet u uzelf als een profeet die de mensen terugroept naar het goede in een tijd van morele crisis?
„Iedere tijd is een tijd van morele crisis. Die hoort bij het menszijn en zit ook in mij en u. De moderniteit is wel extra problematisch. De vraag is of we het wel overleven. Ik denk dan met name aan de moderne techniek. Zijn wij meester over de techniek of is de techniek meester over ons?
Maar een profeet? Dat zijn uw woorden. Ik zie het als mijn taak in het leven om een boek als dit te schrijven, naast een goed echtgenoot, vader en burger te zijn. Er leeft ongemak in de maatschappij en ik denk daarom wel dat er behoefte aan dit boek is. Ook wat dat betreft, leef ik tussen hoop en vrees. Dat is de menselijke maat.”
Bij chocola beseft iedereen het
„Vrijheid en gelijkheid in Frage stellen en de waarde ervan rationeel bediscussiëren is niet eenvoudig, maar toch moet het gebeuren. Want vrijheids- en gelijkheidsidolatrie leidt naar de afgrond: anarchie, tirannie of zelf de collectieve zelfmoord van de mensheid. Jede Konsequenz führt zum Teufel en deze zeker ook.
Dat vrijheid en gelijkheid een goed zijn, betekent niet dat ze het enige of het hoogste goed zijn en al evenmin dat steeds meer van het goede ook goed is. Als het over chocola gaat beseft iedereen dit, maar ten aanzien van vrijheid en gelijkheid moeten we het nog leren. (…) Alles heeft zijn Maat.
De diepste grondslag van de vrijheids- en gelijkheidsidolatrie is het individualisme. (…) Als er in de dingen geen vaste Natuur, Orde en Maat ligt, dan is de individuele mens zelf de Maat van alle dingen. Hij bepaalt het zelf en hoeft daarbij naar niets of niemand te luisteren en niets of niemand te gehoorzamen. Voilà de idealen van vrijheid en gelijkheid. Voilà Verlichting en Romantiek. Voilà de nieuwe, moderne tijd.”
Uit: ”De onzichtbare maat”, blz. 372-373.
Van liberaal naar conservatief
Andreas Kinneging (1962) groeit op in een rooms-katholiek gezin in Middelburg. Hij studeert politieke filosofie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Van 1984 tot 1986 werkt hij als wetenschappelijk medewerker bij de Telderstichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD. In 1987 sleept hij de titel nationaal kampioen gewichtheffen binnen.
Kinneging promoveert in 1994 op een proefschrift over het Romeinse denken over goed en kwaad. Hij laat zich dan meer en meer kennen als conservatief in plaats van liberaal. Hij staat mede aan de wieg van de Edmund Burke Stichting, een conservatieve denktank.
Sinds 2004 is Kinneging hoogleraar rechtsfilosofie aan de Universiteit Leiden. In 2005 verschijnt zijn ”Geografie van het goed en het kwaad”. Daarin verdedigt hij de klassieke deugdenethiek en gaat hij op zoek naar wat een goede samenleving is. Met dit boek wint hij in 2006 de Socrates Wisselbeker voor het beste filosofieboek. Zijn nieuwe publicatie is een uitwerking van dit boek.
Boekgegevens
De onzichtbare maat. Archeologie van goed en kwaad, Andreas Kinneging;
uitg. Prometheus; 640 blz.; € 27,50