Hoe de zelfrijdende auto de keus van je woonplaats kan gaan bepalen
Nederlanders wonen steeds verder van hun werk, bleek woensdag uit een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De komst van de zelfrijdende auto kan deze trend nog eens flink versterken, stelt prof. dr. Bert van Wee, hoogleraar transportbeleid aan de TU Delft. „Maar er spelen veel meer factoren.”
Zelf doet hij volop mee aan de trend, zegt Van Wee grinnikend. Op het moment van het interview werkt hij thuis, maar op andere werkdagen pendelt hij op en neer tussen Amersfoort en Delft. Zo’n 85 kilometer met de trein. „Toen ze mij vroegen voor deze baan, had ik die nooit geaccepteerd als de kwaliteit van het openbaar vervoer niet zo hoog was. In de trein kan ik prima werken.”
Uit het PBL-onderzoek bleek dat de gemiddeld afgelegde woon-werkafstand toenam: van iets minder dan 15 kilometer in 1995 naar bijna 20 kilometer in 2016. „Voor de komende tien jaar verwacht ik geen dramatische wijzigingen. Er spelen zo veel factoren”, stelt Van Wee.
Een factor die de trend kan versterken zijn verbeteringen aan wegen of het openbaar vervoer. Hoe dat zit? Volgens de hoogleraar zit dat opgesloten in de theorie van de constante reistijdbudgetten. Die theorie zegt dat een grote groep mensen –bijvoorbeeld alle Nederlanders– altijd gemiddeld tussen de 60 en de 75 minuten per dag aan reistijd besteden. „Dat was in de jaren 50 zo en nu nog steeds. Verplaatsen we ons sneller dankzij verbeteringen van het transportsysteem? De gemiddelde reistijd blijft toch gelijk. Wat automatisch wel verandert: de reisafstand, het aantal kilometers dat we maken. Deze theorie wordt steeds bevestigd, neem bijvoorbeeld de introductie van e-bikes. Die gaan sneller dan een gewone fiets, maar we zijn geneigd er meer kilometers mee af te leggen.”
Wat wel roet in het eten kan gooien, zijn de files. De toenemende drukte op de weg heeft een dempend effect op de toename van woon-werkafstand, weet de Delftse prof. „Als files te veel tijd gaan kosten, zijn mensen eerder bereid om te verhuizen.”
De huidige woningbouw zorgt voor een tweede verlagend effect. Van Wee: „De woningbouw centreert zich binnen de contouren van de steden en gaat uit van een laag autobezit. In de nieuwe wijk Merwede in Utrecht houden ze rekening met 0,3 auto per huishouden. Een lager autobezit zorgt voor minder woon-werkkilometers.”
Eén technologische ontwikkeling kan voor een enorme verrassing zorgen: de zelfrijdende auto. „Als die er komt, kan het zijn dat we samen veel sneller gaan rijden. Er zijn optimisten die stellen dat de snelheid op snelwegen dan naar 160 kilometer per uur gaat. Wat er weer voor zorgt dat mensen een baan op afstand juist veel sneller zullen accepteren.”
Zelf gelooft de hoogleraar niet zo in snelle, zelfrijdende auto’s. Daar heeft hij verschillende redenen voor. „Recente studies zijn minder optimistisch. In de beginfase spelen autofabrikanten op safe, dus zullen zelfrijdende auto’s minder dicht op elkaar rijden dan mensen dat doen. Dat zal na verloop van tijd worden geoptimaliseerd, maar dan nog zorgen zulke auto’s vooral over lange afstanden zonder veel afritten voor een verhoging van de capaciteit.”
Een andere reden is dat de zelfrijdende auto meer verkeer genereert. „Er zullen meer mensen weer de auto nemen. Daarnaast is de pijn van reistijden minder, omdat men in de auto kan werken, skypen en krantlezen. Mensen die eerst om 6 uur vertrokken, zullen later van huis gaan. Die grotere drukte komt de snelheid niet ten goede.”
Tot slot kan het klimaatbeleid een stokje steken voor verdere groei van de afstand tussen woning en werk. Volgens het in 2019 gesloten klimaatakkoord wil het kabinet vanaf 2026 rekeningrijden gaan invoeren. „Als we klimaatdoelen willen halen, redden we het niet met het verkleinen van de woon-werkafstand. Maar het is wel mooi meegenomen. Een kilometerheffing kan daarbij helpen.”