Bloemen zaaien tegen versaaiing van het Nederlandse landschap
Gaat er dan niets goed in de Nederlandse natuur? Die vraag rijst na berichtgeving van het WNF en het CBS over de beroerde staat van de Nederlandse natuur.
Er loopt een stil wegje door het koren. Tussen dat koren staan mooie, rode klaprozen. Toos en Tineke lopen samen het wegje in, om klaprozen te plukken voor de vader van Tineke, die jarig is.
Een herkenbaar verhaal voor wie vroeger ”Het wegje in het koren” van W. G. van de Hulst las. Maar is het beeld nog herkenbaar? Bloeiende klaprozen langs graanakkers? Nee, dat zie je maar weinig meer. Precies die teloorgang schetste het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) donderdag. Akkerplanten zoals korenbloem en bleke klaproos zijn sinds 1900 met minimaal 35 procent achteruitgegaan.
Daarbij keek het CBS puur of die planten nog voorkwamen in zogeheten kilometerhokken. Hoeveel van die planten er per kilometerhok stonden, is niet geteld. De werkelijke afname van akkerplanten is nog veel groter dan de genoemde 35 procent.
Het CBS duidt ook waar die afname vandaan komt. „In de tweede helft van de 20e eeuw hebben rogge en haver veelvuldig plaatsgemaakt voor snijmais, die wordt gebruikt als veevoer. Op rogge- en haverpercelen komen veel soorten akkerplanten voor, op maisakkers kunnen slechts enkele soorten zich handhaven.”
Wat op de akkers gebeurt, is ook in de weilanden te zien. Die zijn in de loop van de jaren steeds monotoner geworden, steeds saaier eigenlijk. Er is geen ruimte meer voor bloeiende bloemen en kruiden. Insecten en vlinders hebben er vervolgens niets meer te zoeken.
Zo meldde het CBS dat de verspreiding van het aantal graslandvlinders tussen eind 19e eeuw en 2017 met minstens 80 procent is achteruitgegaan. Weliswaar groeiden er vijf vlindersoorten in aantal, maar bij tien soorten was een sterke achteruitgang te zien. Vier graslandvlinders zijn helemaal uit Nederland verdwenen: dwergdikkopje, kalkgraslanddikkopje, tijmblauwtje en moerasparelmoervlinder.
Is dat nu erg? Het zal veel Nederlanders een worst wezen of een vlinder met een onbekende naam als het tijmblauwtje niet meer in hun land te zien is. Er zijn genoeg andere ontwikkelingen waar ze zich meer zorgen over maken.
Maar er zullen toch ook Nederlanders zijn die het opgevallen is dat ze tijdens een fietstocht in de buurt bijna geen jubelende veldleeuwerik meer horen of zien? Of die de grutto, die zijn eigen naam roept, missen?
Want dat is het gevolg van een monotoner landschap met minder bloemen en insecten: minder weidevogels. De afname van broedvogels in het open boerenland bedraagt sinds 1990 zo’n 85 procent, zo meldde het CBS. En hoe hoorbaarder of zichtbaarder natuur is, hoe meer die gemist wordt als ze verdwijnt.
Gaat er dan helemaal niets meer goed in de Nederlandse natuur? Wie de berichten van vorige week goed leest, ziet dat niet alle flora en fauna achteruitgaan.
De weide- en akkervogels hebben het slecht, maar het aantal erf- en struweelvogels blijft sinds 1990 ongeveer stabiel. Deze vogels broeden in heggen, houtwallen en bosjes op het boerenland en rond boerenerven. Enkele soorten, waaronder de putter, zijn tegenwoordig zelfs algemener dan begin 20e eeuw. Ook in de bossen gaat het over het algemeen nog redelijk met de natuur.
De Vlinderstichting probeert de moed er in te houden. ”Kansen voor natuur in agrarisch gebied liggen voor het oprapen”, zo zette de organisatie vorige week boven een nieuwsbericht op de website Nature Today. De stichting zaait bij diverse projecten wilde bloemen in, waaronder klaprozen. De teneur van het verhaal? Als we de boeren voldoende helpen met financiële prikkels, langetermijnbeleid en kennis, is het wel degelijk mogelijk om te redden wat er nog te redden valt.