Ds. Roel Pomp (88) zag hoe zijn vader werd weggevoerd
Nieuw-Buinen, 6 april 1944. „„Kom mee”, zei de Duitser en greep me bij de arm. Hij keek me aan. Zijn blik was koud als staal. Hij trok me mee naar de overloop, tot vlakbij de trap. Beneden ging de deur van de kamer open. Ik zag twee mannen in lange grijze jassen, papa tussen hen in, geboeid.”
Ds. Roel Pomp (88), emeritus predikant in de Protestantse Kerk in Nederland, was er als 12-jarige getuige van hoe de Duitsers zijn vader vanwege zijn rol in het verzet midden in de nacht met geweld arresteerden. In het boek ”En de merel zingt” (256 blz, uitgeverij United p.c., €21,90), dat volgende week verschijnt, beschrijft hij zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog.
Zijn vader, Klaas Salomon Pomp, was onderwijzer op de christelijke basisschool in het Drentse Nieuw-Buinen. Een dorp waar veel boeren in oorlogstijd lid waren van de NSB, omdat ze van Hitler betere tijden verwachtten, vertelt ds. Pomp in zijn appartement in Santpoort-Noord, vlak bij Haarlem.
Samen met andere onderwijzers vormde meester Pomp tijdens de Tweede Wereldoorlog een verzetsgroep. „Zijn eerste verzetsdaad was dat hij weigerde een bord met de tekst ”Voor Joden verboden” op het gebouw van de kerk te spijkeren. Hij bracht het zelf terug naar de burgemeester, die lid was van de NSB. De volgende dag werd mijn vader op school opgehaald door de Duitsers. Na een pak slaag en een waarschuwing mocht hij naar huis.”
De jonge Roel wist niet alles van het verzetswerk van zijn vader, maar kreeg er het nodige van mee. „Ik wist dat hij de verzetskrant Trouw verspreidde en dat hij naar radio Oranje luisterde. Later hoorde ik dat hij ook in Borger meedeed met het plunderen van een distributiekantoor en Joden hielp onderduiken.”
De meester van de zondagsschool, Berend Trip, zat ook in het verzet. Pomp weet nog dat Trip op zaterdag 1 mei 1943 op het kerkplein een toespraak hield waarin hij boeren opriep om hun melk niet meer af te leveren aan de zuivelfabriek. Die werd geleid door een NSB’er. „Ik mocht er van mijn ouders niet naar toe, maar in de bosjes luisterde ik stiekem mee. De volgende dag is Bé gearresteerd en diezelfde avond nog standrechtelijk geëxecuteerd.”
Laatste herinnering
In de nacht van 6 op 7 april 1944, de nacht van Goede Vrijdag, werden alle leden van de verzetsgroep gearresteerd door de Duitsers. „Ik schrok wakker van het gehinnik van de paarden in de wei naast ons huis. Er werd op de voordeur gebonsd. Mijn vader deed open. Mijn zusje en ik werden door de Duitsers uit bed gesleurd en moesten op de overloop kijken wat er gebeurde. De Duitsers sloegen en boeiden mijn vader. Hij schreeuwde. Dat is mijn laatste herinnering aan hem.”
De mannen werden naar de beruchte SS-gevangenis in Groningen gebracht en vandaar naar Kamp Amersfoort. Van daaruit gingen ze naar een werkkamp in Siegburg in het Ruhrgebied, waar ze een winter lang spoorrails en de kazernes moesten herstellen die kapot waren gebombardeerd.
Pomp weet dit allemaal, omdat iemand van de verzetsgroep korte notities maakte van zijn ervaringen. „„We hebben de hele winter geen warme voeten gehad”, schreef hij over het werkkamp. Dat zinnetje is me altijd bijgebleven.”
De vrienden van zijn vader kwamen terug op 13 mei 1945, maar hij niet. „Mijn vader is zes dagen voor de bevrijding van het kamp op 21 april 1945 aan vlektyfus overleden en in Duitsland begraven. Hij is 40 jaar geworden.”
Zes jaar na de oorlog is zijn vader herbegraven in hun eigen dorp. „Toen heb ik vreselijk gehuild. Vooral toen een oom tegen ons zei dat onze vader er wel niet meer was, maar dat de Vader in de hemel altijd voor ons zou zorgen. Dat kon ik niet geloven. Ik vond het oneerlijk van God. De anderen waren wel teruggekomen, maar hij niet.”
Toch heeft Pomp zijn geloof in God ondanks de gebeurtenissen behouden. „Toen ik huilend in het gras lag, streek er vlak bij mij een merel neer. Toen ik een beweging maakte, vloog ze weg met een zacht geluid alsof ze mijn naam noemde. Die vogel werd voor mij iets bijzonders, een stem die mijn naam had genoemd. De stem van God.”
Middelbare school
Eind jaren negentig besloot Pomp zijn herinneringen aan het papier toe te vertrouwen. „Mijn kleinzoon van acht vroeg: „Opa, hoe was het toen jij jong was?” Ik was acht toen de oorlog begon. Voor hem en de andere kleinkinderen ben ik elke veertien dagen een verhaal gaan schrijven.”
In 2006 zijn deze verhalen gebundeld in het boek ”Stem in de nacht”. „Ik heb er in bejaardenhuizen, bibliotheken en streekcentra in Drenthe over verteld. Ook bezoek ik elk jaar rond 4 en 5 mei een middelbare school om mijn ervaringen uit de oorlog door te geven.”
Omdat het dit jaar 75 jaar geleden is dat Nederland werd bevrijd, besloot Pomp het boek opnieuw uit te geven. Hij heeft gegevens die niet relevant meer zijn, verwijderd en een aantal nieuwe hoofdstukken met reflecties uit zijn studentenjaren op de oorlog toegevoegd.
Wat zijn boodschap is? „Kijk niet alleen terug, maar ook om je heen. Mijn ervaringen spelen zich af in een eenvoudig Drents dorp, maar die donkere kant van het mens-zijn is er nog steeds, overal. Kijk maar naar het oplevende antisemitisme, het antihomo- en antimoslimgeweld. Wees waakzaam.”