Christus’ straflijden
Filippensen 2:8
„En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises.”
Zó verdroeg Christus een pijnlijke en schandelijke dood. „Hij heeft Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood van het kruis” (Filippenzen 2:8). Hij leed ondraaglijke smart: „Zij hebben mijn handen en mijn voeten doorgraven” (Psalm 22:17). Hij stierf als een misdadiger. Het was noodzakelijk dat Hij grote smarten moest lijden, opdat Hij ons van de pijnen van de hel zou verlossen. Hij werd wreed gegeseld en vreselijk gemarteld aan het kruis, opdat wij verlost zouden worden van de lichamelijke kwellingen van de hel. Hij onderging de vloek van de wet in Zijn ziel. De ziel van Christus was vervuld met droefheid: „Mijn ziel is geheel bedroefd tot de dood toe” (Mattheüs 26:38). Hij had in Zijn ziel een verschrikkelijk besef van de toorn van God. Ten tijde van Zijn openbare prediking leed Hij daar niet veel onder, maar ten tijde van Zijn dood werd Hij gekweld door het gevoel van de toorn van God. Zoals soms godvruchtige mannen het gevoel van de goedkeuring van God genieten, alzo verdroeg Christus het gevoel van de toorn van God. God was niet vertoornd op Christus omdat Hij Zijn taak op Zich genomen had, maar vanwege onze zonden. Christus Jezus had er een diep besef van hoezeer God getergd wordt door de zonden van de uitverkorenen, en dat de schuld van al deze zonden op Hem werd overgebracht.
Salomon Stoddard, predikant te Boston
(”Showing the Virtue of Christ’s blood”, 1717)