Met levensgevaar door de Biesbosch
Levensgevaarlijk. Toch doorkruisten verzetsmensen tijdens de laatste oorlogswinter de Biesbosch om mensen naar bevrijd gebied te vervoeren, boodschappen over te brengen en voedsel en medicijnen te halen. „Hier in de sluis stuitten ze op een boot vol landwachters.”
Fris, winderig, droog. „Het is ideaal weer voor een crossing”, zegt Leen Fijnekam als fluisterboot Sterling van wal steekt bij het Biesboschcentrum van Dordrecht. Startpunt voor een van de crossingstochten die de komende maanden worden gehouden. Ter gedachtenis aan de dappere kerels die 75 jaar geleden een verbinding tussen bevrijd en bezet Nederland onderhielden.
Dat was hard nodig. Verzetsmensen, Joden en geallieerde piloten moesten naar het bevrijde zuiden. Spionageberichten ook. Voedsel was bitter nodig in het nog bezette noorden. De rivieren vormden een barrière. Maar de liniecrossers gingen. In kano’s, in roeiboten.
Dan moest het wel donker zijn; geen volle maan. Het kon maar beter winderig zijn, zodat niet elk geluid werd gehoord. En koud was het vaak ook. Maar ze gingen.
Kust veilig
De meesten kwamen uit Sliedrecht. Anderen uit Hardinxveld, uit Papendrecht of, aan de overzijde, uit Werkendam. Er waren meerdere routes, wijst Fijnekam op een kaart van het natuurgebied. En intussen zwenkt schipper Willem de elektrische schuit vanuit het Moldiep linksaf, richting de sluis die de Biesbosch afsluit van de Merwede.
Aan de overkant van de rivier hing soms een wit laken voor een huis. Of er kwam een lichtsignaal uit een dakraampje. Dan wisten de crossers: de Duitse patrouilleboot is gepasseerd, nu kunnen we oversteken. De sluis stond dan open, want de sluiswachter was een vaderlandsgezind man. Er is ook eens een vuurgevecht geweest, hier in de Helsluis. In de ene boot kwamen twee landwachters om. In de andere raakte een verzetsstrijder gewond. Het werd de aanleiding tot een grote razzia.
Schietschijf
De crossers peddelden voort. Ze wisten wanneer ze de stroom mee hadden. Ze wisten waar ze links moesten en waar rechts. Maar voortdurend moesten ze stil en op hun hoede zijn, want de Duitsers lagen op de loer.
Mist was niet fijn; je zag geen Duitser komen. Lichte maan ook niet; dan was je boot een schietschijf. Guur, donker, koud, dat was het mooist. „Het was echt afzien”, zegt gids Fijnekam.
Er zijn 374 crossings geregistreerd in de periode november 1944-mei 1945. Binnenkort staan ze in een boek; alle 374. Er waren ook niet-geregistreerde boottochten in het uitgestrekte natuurgebied. Een deel ervan hier, in de Hollandse Biesbosch, via de Nieuwe Merwede richting de Amer, naar Lage Zwaluwe. De overige in het Brabantse deel, van Werkendam naar Drimmelen.
Schrik
Een flits, een plons. „Een bever”, zegt de gids. Eenden stijgen op; klapperen weg.
De crossers konden ook schrikken van elk plotseling geluid. Soms moesten ze met hun bootje snel wegduiken in het riet. Soms verscholen ze zich in de grienden, in een kreek, wachtend tot de kust weer veilig was.
Het water staat hoog, na het onstuimige weer van de achterliggende dagen. Boerderijen liggen op een terp, de omliggende polder liep vol, als doorstroomgebied. Ruimte voor te volle rivieren. „Vorige week liepen daar nog paarden en schapen”, weet de gids.
Inmiddels staat het water in het Moldiep lager dan het peil in de polder. Hoog staat het nog steeds. Eilandjes liepen half onder, bomen staan in het nat. „Zo zag de Biesbosch er 75 jaar geleden niet uit”, weet Fijnekam. Toen werd er hout geoogst in de grienden en konden wilgen niet zo hoog groeien dat ze omver tuimelden. Een wild gebied. Ideaal voor illegale activiteiten. Voor het verstoppen van een boot vol onderduikers, een schuit vol gevangen Duitsers. En voor stiekeme peddeltochten naar het vrije zuiden.
Fluisterboot Sterling meert af bij de rol. Destijds van hout, nu half van ijzer: een overtoom waar vissers –en verzetsmensen– hun bootje op rolletjes over een dijk konden slepen als het water geen doorgang bood.
Doolhof
Met een grote schreeuw klapt de gids in de modder. „Spekglad hier.” Het dijkje is net weer droog, na het hoogwater. Zo’n schreeuw mocht er driekwart eeuw geleden niet klinken. Je wist maar nooit welke oren het opvingen. Hoewel, de Duitsers durfden het krekengebied nauwelijks in. Je kon gemakkelijk verdwalen in deze doolhof, en achter elke wilg kon een gewapende verzetsman schuilgaan.
Posten op de Kop van ’t Land, dat durfden ze wel, daar hadden ze ver uitzicht. Nu vaart daar de pont van Dordrecht naar Werkendam. Destijds was er een Duitse post aan weerszijden van de rivier. De crossers moesten er tussendoor, terwijl het hart in hun keel bonkte.
Enkele keren ging het mis. Enkele crossers zijn doodgeschoten. Ook Aaike van Driel, de man die het vaakst croste. Tijdens zijn 54e tocht ging het mis en haalden de Duitsers hem uit zijn halflekke boot. In Fort De Bilt kreeg hij de kogel.
Exposities
Martine de Koning van Parkschap Nationaal Park De Biesbosch deelt chocolademelk en beverkoek uit. Anderhalf uur duurt de tocht. Een verkorte versie van de crossingstochten in de komende maanden; die duren tweeënhalf uur.
In het Biesboschmuseum bij Werkendam is een grote expositie over het onderwerp ingericht; het bezoekerscentrum bij Dordrecht krijgt een kleinere versie ervan. In Villa Wilgenhorst, op de Molendijk bij Sliedrecht, komt een liniecrossersmuseum.
C. Baardman schreef spannende boeken, ”Crossings”, en: ”Modder is gevaarlijk.” Dat was het; levensgevaarlijk. Maar de crossers gingen wel.