Vragen rond preferente aandelen Unilever
Het voedingsmiddelenconcern Unilever en zijn financieel adviseur ABN AMRO Rothschild zaten op een verschillende golflengte bij de introductie van de preferente aandelen Unilever in 1999.
ABN AMRO zou volgens de Vereniging van Effectenbezitters (VEB) de schijn hebben gewekt dat Unilever de stukken na vijf jaar zou terugkopen, betoogde de advocaat van de beleggersclub maandag voor de ondernemingskamer van het gerechtshof in Amsterdam.
„We hebben die preferente aandelen vijf jaar lang lopen pushen”, verzuchtte een bankier in de wandelgang van het hof. De schade is groot, beleggers hadden gehoopt flink te verdienen als het voedings- en wasmiddelenconcern Unilever de vijf jaar oude preferente aandelen dit najaar van hen zou terugkopen.
Maar Unilever heeft die belofte nooit zwart op wit gedaan, betoogde advocaat S. Eisma namens Unilever. Volgens de raadsman heeft bestuursvoorzitter Burgmans steeds aangegeven dat het concern alle opties openhield: „Doorrollen, inkopen of converteren naar gewone aandelen.”
Unilever vertelde zijn aandeelhouders in mei dat het de preferente aandelen in het eerste kwartaal van 2005 wil omzetten in gewone aandelen. Daardoor lopen de houders van de preferente aandelen in totaal honderden miljoenen euro’s mis. De Vereniging van Effectenbezitters (VEB), de Effectenbank Stroeve, bank Veer Palthe Vouˆte en investeringsmaatschappij CommonWealth Investments willen nu dat er een enquête komt naar de gang van zaken rond de preferente aandelen.
Bij de introductie van de stukken in 1999 lag de koers van een aandeel Unilever rond de 70 euro. Hetzelfde aandeel kost nu door de wereldwijde koersdalingen op de beurs twee tientjes minder. Die koersdaling en de ingrijpende wijziging van het belastingstelsel hebben de animo voor de inkoop van preferente aandelen onder druk gezet, denken betrokkenen.
Unilever gaf de speciale preferente aandelen in 1999 uit als alternatief voor een dividenduitkering in contanten van 6,58 euro. Het voordeel daarvan was dat over de preferente aandelen geen inkomstenbelasting hoefde te worden betaald. Unilever zou de prefs na vijf jaar eventueel terugkopen of omzetten in gewone aandelen.
Unilever kon niet beloven dat het de aandelen zou terugkopen. De Belastingdienst ging alleen akkoord met de constructie als er voor de beleggers een risico aan vast zou zitten. Het mocht geen uitgestelde dividenduitkering zijn.
Toch had het bedrijf de beeldvorming rond de preferente aandelen moeten corrigeren, betoogde VEB-advocaat P. van der Korst. Sommige effectenhandelaren deden het voorkomen alsof de terugkoop door Unilever een zekerheid was. Beleggers vertrouwden op die schijnzekerheid; Unilever zou wel over de brug komen, vermoedden zij. Bovendien had het concern het bedrag voor de terugkoop, ruim 1,4 miljard euro, al sinds 1999 op de balans geparkeerd.
Unilever legt de schuld bij de banken Stroeve en Veer Palthe Vouˆte. „Analisten van andere banken wezen juist wel op de onzekerheid van de terugkoop door Unilever”, zei Eisma.