Beroepsverbod bankmedewerkers wegens belangenverstrengeling
Twee bankmedewerkers hebben een tijdelijk beroepsverbod opgelegd gekregen wegens belangenverstrengeling. Volgens de Tuchtcommissie Banken werd bij de inkoop van producten het bedrijf van hun echtgenotes ingeschakeld, terwijl de bank dat niet wist. Daarmee overtraden de medewerkers de bankierseed.
Een van de twee mag achttien maanden niet in de bankensector werken. Hij had onder meer moeten melden dat hij bij een tussenpersoon producten voor de bank bestelde, waarvoor het bedrijf van zijn vrouw bemiddelingskosten in rekening bracht. De medewerker had verder moeten melden dat hij giften ontving. Zijn collega krijgt een beroepsverbod van zes maanden. Hij verzuimde aan te geven dat het bedrijf van zijn echtgenote werd ingeschakeld bij de aankoop van producten voor de bank.
De Tuchtcommissie komt tot zwaardere maatregelen dan de aanklager van de Stichting Tuchtcommissie Banken vroeg. Dat komt omdat volgens de commissie geen van beide medewerkers het afkeurenswaardige van het handelen lijkt in te zien. De laatstgenoemde medewerker heeft beroep aangetekend tegen het besluit.
Er zijn meer zaken behandeld. In een daarvan heeft de Tuchtcommissie een beroepsverbod van een maand opgelegd. Een medewerker raadpleegde de rekeninggegevens van zijn overleden oom en deelde deze informatie vervolgens met zijn neef, die daarom had gevraagd. De Tuchtcommissie heeft een klacht tegen een medewerker die niet reageerde op een e-mail van een klant ongegrond verklaard. Uitgangspunt is dat medewerkers moeten reageren op correspondentie, maar daarop zijn volgens de commissie wel uitzonderingen mogelijk.