Opinie

Romeinen 12 leidraad voor de kerk bij het bepalen van de koers

Welke koers moet de kerk varen in de 21e eeuw? De relatie tussen kerk en samenleving houdt christenen al eeuwen bezig. Vele visies op de verhouding tussen ”Christus en de cultuur” spelen mee. Niet de samenleving, maar de kerk is het probleem.

Prof. dr. M. J. Kater
17 January 2020 15:36Gewijzigd op 16 November 2020 17:59
„De kerk moet niet blijven kijken in de achteruitkijkspiegel, maar de blik voorwaarts richten.” beeld iStock
„De kerk moet niet blijven kijken in de achteruitkijkspiegel, maar de blik voorwaarts richten.” beeld iStock

Van wezenlijk belang is hoe wij naar de kerk kijken. „Wij zijn van 1834”? Het jaartal zal verschillend ingevuld worden, maar welke gedachte zit er soms achter? Ik vat dat even samen met het denken over de kerk als BV Kerk. Daarmee is de kerk als instituut, soms bijna óns instituut, bedoeld. De kerk is een ”het” geworden en wij runnen het bedrijf. We vinden de bedrijfsregels tijdloos, maar vinden ook wel wat van de bedrijfsvoering en voelen ons er thuis zolang het maar blijft zoals het was.

Aan de andere kant van het spectrum: „We hebben een gemeente gevonden die bij ons past”? Om aan dit soort uitingen ook een typering te koppelen: McChurch. Uitleg van dit woord is nauwelijks nodig, denk ik. Je stelt je eigen (fastfood)menu samen op jouw smaak en op jouw tijd en het kan nog snel ook. Tafelmanieren doen er bij McDonald’s veel minder toe.

Zo kun je informeel tegenover formeel zetten, het keuzemenu tegenover de vastgestelde menukaart en ga zo maar door. Maar waar blijft Hij Die zegt: „Op deze petra zal Ik Míjn gemeente bouwen”? Wie kerk zegt, zegt ten diepste Christus. De gemeente waar van alles en nog wat aan mankeert, wordt aangesproken als „geroepen tot de gemeenschap van Zijn Zoon.” Het maakt nogal verschil: we gaan naar de kerk (mijn kerk) óf we gaan naar Christus toe, het Hoofd van het lichaam.

Beperkt zicht

De achteruitkijkspiegel gebruiken is nuttig. Ik bedoel er gewoon mee dat we af en toe moeten terugkijken en meenemen en meewegen in welke traditie we staan als katholieke gereformeerde kerken. Ook dat we ons voordeel kunnen doen met wat in het verleden in kaart gebracht is over de koers van de kerk in een samenleving.

Een beschrijving van verschillende koersbepalingen gaf H. Richard Niebuhr destijds in zijn ”Christ and Culture”. Hij onderscheidde vijf houdingen, die hij in de geschiedenis meent aan te treffen en ook nog halverwege de 20e eeuw. Het denken vanuit ”Christus tegen de cultuur”, ”Christus die past in de cultuur”, ”Christus boven de cultuur” en als twee zijstromen daarvan ”Christus en cultuur als paradox” en ”Christus als de transformator van de cultuur”.

Terecht is door D. A. Carson opgemerkt dat deze typeringen nadrukkelijk geen gelijkwaardige Bijbelse houdingen uitdrukken, waarbij je afhankelijk van waar en wanneer je leeft in een bepaalde samenleving vrij kunt kiezen. En eigenlijk stuit je er dan op dat al onze schematische inzichten ook niet meer zijn dan modellen die geen recht doen aan de Schrift en aan de complexe werkelijkheid. Immers, over welke Christus spreekt Niebuhr en aan welke aspecten van de cultuur, waar Christus dan op een bepaalde manier tegenover staat, denkt hij? De kerk als gestalte van Christus is nu eenmaal altijd deels ook bepaald door een cultuur in een bepaalde tijd.

Ruim baan

De bezinning over de koers van de kerk gaat nog steeds voort. Nadruk op de kerk als tegencultuur (Hauerwas) of op de kerk gezien vanuit de liturgie (Brock) of als plaats voor karaktervorming (Volf); uiteraard zijn dit slechts korte duidingen. Maar een gedeelte in de Schrift dat naar mijn overtuiging richtinggevend is, is in ieder geval het slot van Romeinen 11 en aansluitend het begin van Romeinen 12. Hier gaat het om de koers van de kerk in de samenleving vanuit drie koersbepalende zinsneden.

Allereerst blijken de „ontfermingen van God” de diepe reden te zijn voor de uitgezette koers. Met deze uitdrukking is een samenvatting gegeven van alles wat Paulus geschreven heeft voorafgaand aan de aansporingen in het 12e hoofdstuk. Eerst heeft Hij de schatten van Gods genade laten schitteren voor Jood en heiden en eindigt hij met een lofzang. „Uit Hem, door Hem, en tot Hem zijn alle dingen”! Die lofzang alleen houdt een kerk op koers en dan zing je met een vooruitziende blik: vanuit de toekomst in het heden.

Vervolgens is er de tweezijdige aansporing: „Wordt aan deze wereld niet gelijkvormig”, en in samenhang daarmee: „Wordt veranderd door de vernieuwing van uw gemoed.”

Wanneer een kerk hier de sociologie als leidraad neemt, dan lijkt weerstand tegen wereldgelijkvormigheid vooral te zijn dat we alle kieren en gaten van ons leven en van de kerk proberen te dichten. Hier en daar brengen we dan verstevigingen aan (verstarring), om de druk van buitenaf, de druk die de wereld uitoefent om ons in haar manier van denken te krijgen, te weerstaan. Sociologisch gezien is het ijzersterk om een groepsidentiteit te handhaven, maar theologisch is dit te hol. Bovendien een onzalige vermenging van sociologie en theologie.

Het enige wat echt kan helpen, is tegendruk van binnenuit. Daarom: ”word vernieuwd” ofwel ”onderga een metamorfose”, of een beetje dichter bij de kerkelijke taal: ”word hervormd/gereformeerd.” Dat doet alleen de Geest, van binnenuit, en zo krijg je een ruim hart en ruim baan. Anders wordt het steeds benauwder in de kerk, met als gevolg dat - sociologisch uitermate begrijpelijk - we als reactie alle deuren en ramen open willen gooien. Het gevolg? De wereld verovert de kerk, omdat het huis innerlijk al vermolmd (wereldgelijkvormig) blijkt te zijn. De kerk die haar koers door de wereld liet bepalen, is de weg al gauw, al lang kwijt.

Vooruitzien

„Het leren van de geschiedenis is één ding, maar een voortdurend beroep doen op voorbije jaren is te veel nostalgie in bescherming nemen, ten koste van het profetische” (Volf). Niet blijven kijken in de achteruitkijkspiegel, maar de blik voorwaarts.

Hoe dan de blik vooruit? Voorop staat dat niet de samenleving allereerst moet veranderen van koers, maar de kerk, wij dus. In Romeinen 12 volgt een vol gedeelte met allerlei oefeningen voor christenen, en zo voor de kerk, om de door Christus uitgezette koers te leren volgen. Romeinen 12 is één grote oefenschool om te kunnen onderscheiden wat „de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.” Een kerk als oefenplaats dus.

Als de kerk meer ”híj” dan ”hét” is, en Christus koersbepalend is, dan leven we niet vanuit een ”communis opinio” (gemeenschappelijke opinie), maar vanuit de ”communio cum Christo” (gemeenschap met Christus).

„Heer, stuur Zelf het schip der kerk”, bad en zong de kerkhervormer Ulrich Zwingli. „Help dat hoogmoed ons niet scheidt / leid ons naar elkander heen / maak ons waar en maak ons één: dan stijgt een lied dat nooit meer zwijgt.”

De auteur is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dit artikel is een samenvatting van zijn lezing op het door Driestar educatief georganiseerde Studium Generale over de koers van de kerk in de samenleving, op 17 januari in Gouda.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer