„Preektaal dient spreektaal te zijn”
Preektaal dient ondergedompeld te worden in de alledaagse spreektaal, om vervolgens gewassen en gereinigd te worden door het Woord van God. Wie tijdloos en cultuurloos preekt, preekt niet, maar sticht zichzelf, op een onstichtelijke wijze.
Dat stelde dr. C. A. van der Sluijs vrijdag in Dalfsen op de tweede dag van de predikantenconferentie van de Gereformeerde Bond over de prediking. De hervormde predikant uit Rotterdam sprak over ”Volmacht in de voordracht als toedracht”. De prediker is meer dan een instrument. Hij is ook een uitdeler, namelijk van de menigerlei genade Gods, zei ds. Van der Sluijs. „In de prediking gaat het om proclamatie van Gods waarheid. Proclamatie is daarbij niet alleen informatie, maar ook donatie. Ten diepste is het niet de prediker die het woord voert, maar het is God in Christus, Die door Zijn Heilige Geest het woord voert en uitvoert. Prediking overkomt een mens, zowel prediker als hoorder. Prediking toont de volmacht van Gods Woord en Zijn gezag en alleen zo redt de kerk het in deze postmoderne tijd, die geen gezag verdraagt, laat staan een absoluut gezag.”
De prediker van het Woord zal ook charismatisch begaafd moeten zijn. „Uit de geschiedenis van de kerk blijkt dat charismatisch begaafde predikers respons ontvingen op hun prediking. Het geheim van Spurgeon bijvoorbeeld was dat hij een intense liefde had voor mensen. In de overmacht van de liefde van God in Christus ligt het geheim van de prediking én van de prediker.” Ds. Van der Sluijs wees in dit verband op „de vleeswording van de Geest”, namelijk in de prediker. „Calvijn zegt dat tegelijk met de stem van de prediker het heilig bloed van Christus op ons neerdrupt.”
Prediking dient te gebeuren in eigentijdse taal, zonder platvloers of populistisch te zijn, zei ds. Van der Sluijs. „De kortsluiting in de prediking van vandaag is mogelijk hieraan te wijten dat de prediker te veel op de kansel blijft staan, dan wel zich opsluit in zijn preekstoel als in een bastion, om van daaruit bij tijd en wijle de nodige saluutschoten te doen horen. Of hij levert het nodige weerwerk in de vorm van vuurwerk. Spurgeon noemde dat „weerlichtprediking”, die ongevaarlijk is en niemand raakt.”
Ds. Van der Sluijs beklemtoonde de noodzaak van een brede belezenheid van de prediker, niet alleen in de Schrift, in de klassieke geschriften van kerkvaders en reformatoren, maar ook in de moderne literatuur. „Gezien de grote aandacht voor het beeld, zullen predikers de omslag dienen te maken van het auditieve naar het visuele. In die zin zullen we ’zieners’ worden, zoals de profeten van weleer en Johannes op Patmos. „Hun zien was toch eigenlijk de diepste verwoording van het Woord van God.”
Ds. C. Blenk (Delft) vond het nodig dat predikers om een tekst bidden, net zo lang totdat ze er een krijgen. „De boodschap moet je eerst geraakt hebben voordat je in de boeken duikt.” De preek mag volgens ds. Blenk best iets van een tijdrede hebben. „Naast tekst, tijd is er de toga. Het heeft iets juridisch en geeft je gekregen recht van spreken. De vierde ”t” is die van de trap. Ds. I. Kievit knielde voor de kansel. Ik zeg zelf soms alle nieten van Schortinghuis op. Als je nog niet leeg bent, laat je dan ontledigen. Het hoge Woord moet eruit.”
Een andere ”t” is die van: tegenover. „Heb je gewaarschuwd, was je een wachter? De volmacht die in de prediking zit, hoeven wij niet te maken. Ik spreek steeds meer in de wij-vorm, niet vanuit de hoogte, niet in de u-vorm. Preek ook niet gekunsteld, maar solidair, en laat zien dat je zelf soms ook een tobber bent. Kom alsjeblieft los van het papier en kijk de mensen aan, improviseer. Dat kan alleen als je je goed hebt voorbereid.”
Ds. Blenk constateerde dat de vraag naar een genadig God niet meer herkend wordt, ook niet bij toegewijde jongeren. „De vraag naar de heiliging speelt nu een belangrijke rol, de vraag naar God als de Kurios is de insteek geworden. Kohlbrugge liep vast in de heiliging en viel terug op de rechtvaardiging. Ds. R. Kok stelde twee vragen: Heb je de goede keuze gedaan? En ben je met de keuze omgevallen?”
Ds. F. Maaijen (Zijderveld) wees op het Evangelie als een kracht van God, waarbij de predikers de „dynamis” moeten opsporen en die uit moeten werken. „Prediking is betoning van Geest en kracht. Een prediker moet één zijn met de tekst.”
Tijdens de discussie zei dr. Van der Sluijs dat volmacht iets anders is dan het autoritaire, waarvan de predikant verlost dient te zijn. „Gezag voltrekt zich in dienstbaarheid en liefde.”