Droogte in Afrika nekslag voor trekvogel
In twaalf jaar tijd determineerde dr. Leo Zwarts met vier collega’s 766.000 bomen en 47.000 vogels in de Sahel. De belangrijkste resultaten van deze megaklus: het aantal zaadetende vogels nam af met 80 procent. Insecteneters klimmen nu weer op uit een dal.
„De bloemen vormen witte bolletjes, de vruchten zijn gedraaide peulen en op de takken zitten lange naalden. Dan moet dit de paraplu-acacia zijn. Gelukkig, want hier zit de bergfluiter graag in”, mompelt Zwarts. In de zinderende hitte van een savanne bij Koro Toro, een plaats in Tsjaad, bestudeert hij een boom.
Twee collega’s van hem speuren met een verrekijker naar vogels die zich daarin schuilhouden. Als ze na een kwartiertje vermoeden alle vogels gezien te hebben, gooien ze een koeienbot in het gebladerte. Een schrille kreet volgt. „Een krekelprinia, mooi!” roept een van de mannen. Het lijstje met gevonden soorten wordt verder uitgebreid.
Acacia
Zo ging het er ongeveer aan toe, in de Sahel waar Zwarts de afgelopen twaalf jaar een groot deel van de winters doorbracht. Zwarts richtte zich met name op de bomen, zijn collega’s op de aanwezige vogels. In totaal onderzochten ze een gebied met een oppervlakte van 1600 bij 6000 kilometer.
Het bleek dat vogels specifieke voorkeuren hebben voor bepaalde boomsoorten, vertelt Zwarts. „Insecteneters zoals de bergfluiter, de baardgrasmus en de grasmus houden van acacia’s: bomen met stekels die dwars door je schoen heen kunnen prikken.”
Volgens Zwarts zijn deze bomen in trek omdat die veel insecten en rupsen herbergen. „Hun blaadjes zijn lekker sappig. Acacia’s steken energie in het weren van grote grazers, zoals tegenwoordiggeiten en kamelen, en in het verleden antilopen en giraffen. Andere bomen beschermen zich vooral tegen insectenvraat door hun bladeren onsmakelijk te maken.”
Met name de witte acacia en de paraplu-acacia zijn populair bij veel vogels. De witte acacia komt oorspronkelijk uit Oost-Afrika, maar zijn door akkerbouwers naar West-Afrika overgebracht. „Op deze manier hebben ze onwetend het overwinteringsgebied voor insecteneters uitgebreid.”
Eucalyptus
Vogels houden van acacia’s, maar niet van de meeste andere boomsoorten. „Ontwikkelingsorganisaties planten bij dorpjes vaak eucalyptussen aan ten bate van de houtvoorziening. Maar vogels hebben daar niets aan.”
Omdat vogels zo’n specifieke voorkeur hebben, heeft het weinig zin om de kroonbedekking te meten met satellietfoto’s. Vandaar dat Zwarts de bomen stuk voor stuk op naam heeft gebracht en samen met gps-gegevens heeft opgeslagen.
De grootste bedreiging voor bomen in de Sahel vormt niet de mens, maar droogte. „Van de bomen verdween 80 procent door de langdurige droogte in de jaren 1970 tot 1990.” Dat leidde volgens Zwarts tot een massale achteruitgang van trekvogels die het ’s winters moeten hebben van insecten in bomen, zoals de grasmus, de gekraagde roodstaart en de Iberische tjiftjaf.
Vogelmonitoring
Met veel van deze soorten gaat het goed ten opzichte van 1984, het jaar waarin de landelijke vogelmonitoring in Nederland werd geïntroduceerd. „Fantastisch dat we vogels nu goed tellen, maar we zien slechts een staartje van het verleden. Sinds 1984 zitten veel trekvogels inderdaad in de lift. De gekraagde roodstaart komt nu drie keer zo veel voor als toen, maar nog steeds dertig keer minder dan een eeuw geleden. De soort was in 1909 talrijker dan de pimpelmees, wist de wiskundeleraar Gerrit Wolda uit zijn onderzoek naar nestkasten in Wageningen.”
De Engelsen hielden de vogelstand al vanaf 1966 in de gaten. Zij zagen de klap die de droogte in Afrika op de vogelpopulaties toebracht. „De grasmus was opeens tien keer minder algemeen, konden ze met cijfers aantonen.”
Met tapuiten, een insecteneter die vanouds de duinen en de hoge zandgronden bevolkt, gaat het nog steeds „enorm” slecht. Daarvan ligt de oorzaak niet alleen bij Afrika, nuanceert Zwarts. „In Europa is het aantal insecten met 80 procent afgenomen, onder meer door het gebruik van landbouwgiffen zoals neonicotinoïden. Dat zorgt voor een dubbele nekslag voor insecteneters. Zowel in Afrika als in Europa is er te weinig voedsel voor ze.”
Ook met zaadetende vogels gaat het slecht. Zwarts ontdekte dat er in de Sahel maar liefst 80 procent minder zaadeters zijn dan vroeger. Dat heeft volgens de wetenschapper te maken met overbegrazing. „Er lopen nu twaalf keer zo veel koeien en vijftig keer zo veel geiten en schapen rond als zestig jaar geleden. Daardoor ligt er minder graszaad, waar de vogels zich mee voeden. Alles bij elkaar zijn we in een halve eeuw zo’n 1,5 miljard vogels kwijtgeraakt in de savannezone.”
Sahel
De Sahel is een landstreek in Afrika met aan de noordgrens de Saharawoestijn en in het zuiden regenwouden. Het savannegebied loopt van de Atlantische Oceaan in het westen tot de Rode Zee in het oosten en doorkruist onder meer Mali, Niger en Tsjaad.
Trekvogels die ’s zomers broeden in Europa en Azië, overwinteren hier. Overbegrazing en de nasleep van een grote droogte tussen 1970 en 1990 vormen de grootste milieuproblemen van de Sahel.