Bo was vuurbang voor vuurwerk en vluchtte het bos in
Op oudjaarsavond 2018 schrok de jonge labradoodle Bo zo van vuurwerk dat ze in paniek wegrende en nooit meer terugkwam.
Bo was een abrikooskleurige krullenhond van zeven maanden. Haar moeder was een dwergpoedel, haar vader een Australian labradoodle, en haar baasje vertroetelde haar. „We wandelden, ik kamde haar, we gingen op cursus – en ze luisterde perfect. Ik was er dag en nacht mee bezig”, zegt Toos van Horrik (58) uit Asten.
Eerder dit jaar verhuisde ze naar het kleine witte huis op het erf van haar zoon, maar soms wisten zij en haar man Willie (ook 58) niet meer of ze dat nog wilden. Omdat er maar één weg naar het huis voert, en die loopt langs het bos waar Bo in januari ruim drie weken heeft rondgezworven. „Zie je dat elektriciteitshuisje daar?” wijst Toos van Horrik. Vanuit haar woonkamerraam is het te zien, bij de bosrand. „Daar heeft Bo zich zo goed verstopt dat ze ondanks speurhonden, camera’s, drones, vangkooien en ontelbaar veel blikjes knakworsten niet te vinden was.” De eerste vier weken van 2019 staan in haar geheugen gegrift, in één lang relaas vertelt ze tot in detail wat er van dag tot dag gebeurde.
Met oud en nieuw waren we met Bo op bezoek bij mijn zoon en schoondochter in Asten. Rond half 10 ’s avonds ging ik naar buiten om te kijken naar de voorbereidingen voor ons huisje hier, dat nog gebouwd moest worden. Ik denk dat ik geen twee minuten weg ben geweest; in die tijd moet Bo de deur uit zijn geglipt om mij te zoeken. Op dat moment is ze zo geschrokken van vuurwerk dat ze compleet in paniek is weggerend. Vanwege de bouwwerkzaamheden was er nét een gat in de omheining.
We zijn met z’n allen gaan zoeken, maar het is hier ’s nachts stik- en stikdonker buiten, en we wisten niet welke richting ze op was gegaan.
De A67 loopt daarginds, dus hebben we Rijkswaterstaat ingelicht. Op nieuwjaarsdag reed mijn man om 6 uur al langs de snelweg om te zien of Bo soms was aangereden. Intussen had ik contact met Waar is mijn Angel, een landelijk netwerk voor vermiste huisdieren, en ’s avonds kwam Eppo Bouwman zoeken met zijn speurhond Bono. Bono liet precies zien hoe Bo was gelopen – via dát erf, die kruising, dié boerderij – maar daar hield het spoor op. De volgende ochtend gingen we daarheen met ons andere hondje, Lady, in de hoop dat Bo naar haar toe zou komen. Maar nee.
We maakten de vermissing van Bo overal bekend: via flyers, op Facebook, bij allerlei instanties. Ik wist niet dat zóveel mensen dan gaan meeleven, ongelooflijk.
In de eerste week zou Bo zijn gezien op de A67, bij Lierop, zo’n 15 kilometer hiervandaan. Tsja, het kón, hè? Een bange hond is snel, en we waren inmiddels twee, drie dagen verder. Wij erheen, met een groepje mensen en een speurhond. Daarna zou ze gesignaleerd in Sterksel, nog wat verder weg. Wij met man en macht naar Sterksel.
Na twee dagen daar te hebben rondgezworven, zonder dat we iets vonden, kwam er een melding dat ze op een weiland in Someren was gezien. De speurhond die daar is ingezet, vond niks. Die begeleider zei direct: Bo is hier niet geweest. Toen waren we het spoor bijster.
We aten bijna niet, we sliepen bijna niet. Eén groot drama.
Vangkooien
Bo was op maandag verdwenen en zo werd het zaterdagavond. Rond half 6 belde een meisje dat met haar vriend in het bos wandelde, hier vlakbij. Zij zei: „We horen een hond huilen.” Haar vriend keek recht in de ogen van Bo. Toen hij weer keek, was Bo weg.
Ik vroeg: „Weten jullie het zeker? Er zitten hier veel vossen; was het geen vos?” „Nou”, zei die jongen, „een vos heeft geen krullen.” Dus wij weer met een aantal mensen het bos in. Lierop was een wassen neus geweest, Sterksel ook, Someren ook. Al die tijd zat Bo in dit bos. Wij waren dat bos hier niet meer uit te slaan.
Twee topdames kwamen ons helpen. Ze regelden vangkooien, vroegen formeel toestemming om die te plaatsen –je mag niet zomaar ergens vangkooien plaatsen, weet ik nu– en kwamen elke dag zoeken. Ze brachten twee camera’s mee en wij kochten er drie bij. Met het sap van knakworstjes maakten we een geurspoor naar de vangkooien. Later kon ik lange tijd geen knakworsten meer zien.
Maar niemand zag zelfs maar een schim van Bo.
Ik denk dat ze twee weken kwijt was toen speurhond Bono opnieuw kwam helpen. Deze keer had hij een duidelijk spoor. Hij gaf aan dat Bo via een gat in het hekwerk naar dat tankstation aan de A67 ging, waar ze voedsel zocht in de vuilnisbakken.
Hierna zaten wij drie avonden en drie nachten in de auto op de parkeerplaats – en toen, rond half 8 ’s morgens, zag ik haar. Ik liep in haar richting – en weg was ze. We liepen een stuk het bos in, maar we vonden niks. Verse pootafdrukken, dat wel – maar niet voor de dag komen, hè? Een hond die zwerft, verwildert heel snel, gaat overdag rusten en in de schemering eropuit, vertelden ze me. En de haren van Bo hadden dezelfde kleur als de varens hier in het bos in de winter. Al waren we vlakbij: ze was niet te zien. Er zijn zelfs mensen te paard komen meezoeken.
We hebben drones laten komen, dat was niet zo’n succes; als er ergens een hert ligt, geeft dat ook warmte af. Er wonen erg veel dieren in deze bossen.
Dag en nacht hebben we zitten spotten. Er stonden drie vangkooien, met worst, pens en ander lekker eten erin. Eén keer hebben we Bo duidelijk gezien op de nachtcamera van mijn zoon.
Mensen zeiden soms tegen me: „Bo is er niet meer. Ze is nog maar zeven maanden; een pup redt zich niet zolang.” Maar ik zei: „Jullie denken maar wat je wilt; zolang ik haar niet gevonden heb, ga ik ervanuit dat ze er nog steeds is.”
Na tweeëneenhalve week zijn we met een grote groep mensen de bossen gaan uitkammen. Maar niks. Daarna begon de moed me wel in de schoenen te zakken. Ik vroeg me af of iemand haar soms had meegenomen op de parkeerplaats. Maar ze is zo bang geweest voor dat vuurwerk dat ze nergens meer tevoorschijn wilde komen.
Half januari begon het te vriezen. Dus wij weer dat bos in – toen zag iemand Bo scharrelen bij een boompje. En weg was ze weer, voordat ik er was. Ze was niet meer abrikooskleurig, haar vacht was vies.
Op zo’n koude dag vonden we een soort bed in het bos, een matras waar een dier op had gelegen. Daar hebben we lang naar staan kijken: had Bo hier gelegen?
Sneeuw
In de derde week van januari viel er sneeuw. De ochtend daarna zijn we gaan kijken of we poot- afdrukken konden vinden. We gingen om 6 uur het bos in, met lampen, en kwamen er ’s middags om 16 uur uit, echt waar. We zagen heel veel sporen – maar allemaal van herten, niet van een hond. Toen wisten we: hier zit Bo niet meer.
Het bleef een aantal dagen stil; ik was er niet gerust op – maar wat konden we nog doen?
Op een avond belde een meneer die hier verderop woont. „Ik denk dat jullie hondje net achter mijn hond aanliep”, zei hij. „Ik liep over de stippellijn van de weg, mijn hond bleef staan en keek om – ik keek ook om en zag op 150 meter afstand een hond. Toen ik terugliep, sprong ze een sloot in en verdween ze in de tuin van dat en dat huis.”
We mochten gaan zoeken in die tuin; we hingen camera’s op de bomen.
Zwart tuigje
Op woensdagochtend 31 januari kreeg ik een telefoontje van een mevrouw; ik was net ziek thuis en kon de deur niet uit. „Ik denk dat ik Bo gevonden heb”, zei zij. „In een sloot langs de weg.” Dood… Ik was direct in paniek, ik kon nergens heen –mijn man was ook in paniek– hij ging kijken, ze hadden haar al uit de sloot gehaald en ze was het inderdaad. Mijn man had verwacht een heel magere hond aan te treffen, maar het was het tegenovergestelde. Ze heeft al die tijd eten weten te vinden. Haar zwarte tuigje had ze nog om.
Hij nam haar mee naar huis, in de auto. Wij alletwee huilen, ge kent da wel.
De dierenarts denkt dat ze is aangereden, of dat ze een trap van een paard of koe heeft gehad. Hij zag ook dat ze houtkrullen in de vacht had – van die krullen die boeren in de koeienstal hebben. Waarschijnlijk heeft Bo beschutting gezocht in een stal tegen de kou.
Daarna zijn we een aantal weken opnieuw van slag geweest omdat we wisten: ze komt nooit meer terug. En daarna moesten we gaan pakken om hierheen te verhuizen – maar elke keer moesten we dus langs dat bos, en daarom vroegen we ons af of we hier wel wilden zitten. Echt waar, we hebben er nog steeds moeite mee.
Het was me het jaar wel. Ik ben ook nog ernstig ziek geweest; gelukkig gaat het nu weer beter. We hebben uiteindelijk besloten weer een pup te kopen, ook om alles een beetje te vergeten. Zij heet ook Bo; ze is nu bijna een halfjaar. En ze heeft bananen in de oren: ze luistert minder goed dan onze vorige Bo. Maar we zijn erg blij met haar.
We zijn wel bang dat er met haar ook iets zal gebeuren. In het begin durfde mijn man haar niet los te laten in het bos, ondanks de gps die ze in haar halsband heeft. Iedere keer als hij terugkomt van de wandeling ben ik zo blij als ik ze samen de plak, het erf, op zie komen, ik kan niet beschrijven hoe dat voelt. En één ding is zeker, deze Bo komt straks niet in de buurt van vuurwerk.
Zoekteams hebben het druk rond de jaarwisseling
Als je een huisdier kwijtraakt, merk je dat er grote netwerken bestaan van mensen die helpen om een dier terug te vinden, ondervond Toos van Horrik. Zij ontdekte Waar is onze Angel (WIOA), een stichting met ruim 82.500 volgers op Facebook.
Behalve WIOA is er bijvoorbeeld Team HELD („voor ingewikkelde vermissingen”), DogAlert (een app, sinds 2018, nu zo’n 10.000 keer gedownload), Dog Search Nederland en de regionale Honden Zoekgroep Gelderse Vallei (HZGV). Amivedi registreert alle gemelde vermissingen.
„Deze maand zijn we echt in de hoogste staat van paraatheid; er raken gruwelijk veel dieren kwijt”, zegt Ursula Zijlmans van HZGV. „Bij de laatste jaarwisseling werden er 625 vermissingen gemeld, volgens Amivedi – hoofdzakelijk katten.” Voor katten worden geen zoekteams ingezet, daarvoor gelden andere strategieën; voor honden wel. Ter vergelijking: in heel 2018 registreerde Amivedi 84.436 vermissingen (daaronder vallen ook vogels, konijnen enzovoorts); hiervan werden er 48.108 teruggevonden.
De meeste dieren komen na nieuwjaarsdag vanzelf terug zodra de rust is weergekeerd. „Bo was helaas een uitzondering.” Als honden in paniek raken, rennen ze in één rechte lijn weg, zegt Zijlmans. „Zodra ze uit de paniekmodus zijn, kunnen ze in de overlevingsmodus raken – en dat lijkt bij Bo al snel te zijn gebeurd. Ze reageren instinctief. Overdag schuilen ze; tegen de schemering tot aan zonsopgang zoeken ze eten. Ze lijken hun eigenaar niet meer te herkennen. Het mooie is dat, zodra ze weer veilig zijn, ze gewoon weer huishond zijn – alsof er een knopje aan- en uitgaat.”
Overigens blijken honden innovatief te zijn, en ware overlevers: „Ochtenddauw op gras wordt hun drinken; besjes, restjes in volkstuinen, voedsel bij boerderijen, ontlasting van vee of zelfs hun eigen ontlasting wordt hun eten.” HZGV werkt met woonplaatsapps; een vermissing wordt eerst plaatselijk bekend. Een melding bereikt 7000 tot 8000 mensen.
„De dagen voor oud en nieuw en de jaarwisseling zijn een ware nachtmerrie als het om aantallen vermiste honden gaat”, zegt ook Angelique van ’t Riet van de app DogAlert. „Per dag registreren we ongeveer acht vermissingen. Dit jaar waren het er tot begin december 1935.” Hiervan werden 130 honden dood teruggevonden en zijn er 372 nog steeds vermist. Bij DogAlert bereikt een notificatie appgebruikers in een straal van 3 kilometer waarbinnen een dier vermist is.
Een ander team dat zich sterk maakt bij vermissingen, is DogSearch Nederland: met ongeveer 1600 vrijwilligers in het land en ruim 20.000 volgers op sociale media. „Wij worden gemiddeld twee à drie keer per dag benaderd om te helpen bij een vermissing”, vertelt Brenda Schoorstra. Net als Ursula Zijlmans van HZGV wijst ze erop dat de hele maand december en januari spannend zijn. „Op 1 januari lopen de meeste honden helaas gelijk alweer los, terwijl het geknal nog zeker twee weken door gaat.” Op oudjaarsdag weten eigenaren inmiddels wel dat ze de hond het beste aan de lijn kunnen houden en het kattenluik dichtmaken – maar daarvoor en daarna is het geknal ook niet van de lucht.
www.amivedi.nl
www.dogalert.nl
www.dogsearch.nl
www.teamheld.nl
www.waarisonzeangel.nl