Oorlog als een potje voetbal
Zou er voor een man iets edelers zijn dan om ten oorlog te gaan? En zou er voor een vrouw iets heerlijkers zijn dan haar man als overwinnaar te zien terugkeren?
Uiteraard komen mannen onder luid gejuich terug. Wie daaraan twijfelt, is niet patriottisch. Ze zijn helden, en zo worden ze binnengehaald.
Dat is de sfeer waarin Maria gravin Althaus opgroeit en leeft. Bertha von Suttner (1843-1914) beschrijft haar leven in haar roman ”De wapens neer!” dat in 1889 in het Duits verscheen. Het kwam daarna in zestien talen uit. Ook in Nederland rolde het boek rond 1900 ten minste zeven keer van de pers. Steeds in vormelijk Nederlands, dat een langdradig boek uit de negentiende eeuw niet bijzonder toegankelijk maakte. Nu heeft de Bibliotheek van het Vredespaleis een nieuwe vertaling op de markt gebracht van deze „pacifistische klassieker die de wereld veranderde”.
Maria is in veel opzichten het alter ego van Bertha von Suttner zelf, zoals het historische nawoord laat zien. Gravin Althaus is de dochter van een rijke officier van het Oostenrijkse keizerrijk. Oorlog is voor hem het hoogste dat er bestaat. Hij hoopt altijd dat de vrede niet te lang duurt. Een „frisse, vrolijke oorlog” is voor een volk even gezond als een onweer in de zomerhitte. En ja, er sneuvelt weleens iemand, maar is er groter roem dan op het slagveld te vallen voor het vaderland?
Al op jonge leeftijd stelt Maria vragen. Inkt kun je niet met inkt wegwassen. Maar waarom moet bloed dan wel met bloed worden vergolden? Haar vader staat daar echter niet voor open. Heeft God immers Zelf niet de oorlog geboden? Zonder oorlog zouden er te veel mensen komen. Ook moeten conflicten tussen staten nu eenmaal worden opgelost. Bovendien, van een vrouw worden die vragen niet geaccepteerd. Die moet stralen tijdens het balseizoen in Wenen, in de hoop dat ze op de dansvloer een goede partij vindt. Het liefst natuurlijk een militair.
Zo loopt Maria tegen graaf Arno Dotzky aan. Ze vindt het vreselijk als hij moet meevechten in de Sardinische Oorlog in Italië van 1859. Haar vader vindt dat ze een gat in de lucht moet springen; wat een buitenkansje voor zijn carrière en voor het kind dat ze verwacht. Maar hij sneuvelt.
Enkele jaren later trouwt ze met baron Friedrich von Tiling, niet zo’n goede partij, vindt haar vader, want hij brengt geen vermogen mee – maar hij is wel militair. Hij moet in 1864 te velde in de Duits-Deense oorlog en in 1866 in de Pruisisch-Oostenrijkse oorlog. Van die laatste veldtocht keert gewond terug en ook niet als overwinnaar. Het Pruisische leger van dienstplichtigen gebruikt het nieuwe naaldgeweer; daar is Oostenrijk niet tegen opgewassen.
Friedrich wil niet alles vertellen van de „verschrikkingen van het slagveld”. Dat past een nette man niet. Een vrouw deelt immers ook niet haar intieme „genietingen van de wittebroodsweken”.
De cholera slaat toe in Oostenrijk en velt het grootste deel van Maria’s familie. Eindelijk, op zijn sterfbed zweert haar vader de oorlog af.
Maria en Friedrich brengen hun tijd thuis door met studeren in de nieuwe wetenschap. Charles Darwin en anderen beloven een nieuw tijdperk met een hogere orde van beschaving. Wat zou het mooi zijn als Maria’s zoon die tijd al mag meemaken; dan hoeft hij geen militair te worden.
Het echtpaar besluit na de dood van Maria’s vader zich in te zetten voor de Europese vredesbeweging die aan het ontstaan is. Zodoende komen ze in Parijs, waar ze willen blijven.
Maar ook hier zoekt de oorlog hen op: de Frans-Pruisische oorlog van 1870. Als Oostenrijkers worden zij er in Parijs van verdacht samen te spannen met de Pruisen. En zo komt Friedrich von Tilling om; hij wordt beschuldigd van spionage en standrechtelijk geëxecuteerd.
Voetbal
Wie leest wat oorlog betekende voor de Oostenrijkse aristocratie, moet onwillekeurig denken aan wat tegenwoordig voetbal is. In beide gevallen zoeken we eer en roem op het veld. Winnaars onthalen we als helden op het nationale podium, verliezers troosten we met nieuwe kansen in een volgende ronde. Sport verdeelt, maar verbroedert ook. Het verschil zit in de inzet: oorlog draait om leven en dood; voetbal draait alleen om een beker.
De negentiende eeuw staat bekend om zijn verheerlijking van de oorlog. Dit volgde ook vrij logisch uit de opzet van Europa in machtsblokken die elkaar in evenwicht dienden te houden. Dit heeft zeker tot de Eerste Wereldoorlog zo bestaan. Ook toen trokken de troepen zingend ten strijde voor een „frisse, vrolijke oorlog.”
Maria pleit voor een internationaal scheidsgerecht om conflicten tussen volken op te lossen. Dat maakt oorlog in het hogere beschavingstijdperk overbodig.
Dat scheidsgerecht is er gekomen: het Internationaal Gerechtshof in Den Haag. Bertha von Suttner kreeg niet voor niets een buste in het Vredespaleis. Maar de oorlogen zijn gebleven. De twintigste eeuw is zelfs bloediger geworden dan de negentiende. En het optimisme over de toekomst is nu kleiner dan toen.
De hertaling van de oude roman is zeer toegankelijk. De inleiding en het nawoord geven interessante achtergronden, hoewel bijzonder onkritisch. Het darwinistische optimisme van Maria is immers volkomen misplaatst gebleken. Tegelijk waren de argumenten waarmee de oorlog zogenaamd Bijbels werd verdedigd, uitgesproken zwak. De oud-christelijke traditie van de rechtvaardige oorlog leefde blijkbaar niet in Oostenrijk.
Toch is dit boek terecht een klassieker genoemd. Voor iedereen die zich bezighoudt met vraagstukken van oorlog en vrede in Europa, blijft het een aanrader.
Boekgegevens
De wapens neer!, Bertha von Suttner (nieuwe Ned. vertaling van Lilian Caris en Iris van der Blom); uitg. Bibliotheek van het Vredespaleis en uitg. Orlando; € 24,50