Bewogen met vervolgde én Nederlandse kerk
Ze voelde zich gedrongen om in haar debuutroman reformatorische christenen de spiegel van de vervolgde kerk voor te houden. Het werd een boek vol met contrasten. Monica Nieuwenhuijse: „Ik schrijf liever een boek met echte inhoud, dan een losseflodderroman.”
Aan de wanden van de huiskamer van familie Nieuwenhuijse hangen diverse kleurrijke schilderijen en tekeningen. „Ik houd van kunst”, zegt Monica Nieuwenhuijse (1968). Ze wijst naar een schilderij met waterlelies: „Dat heeft mijn vader geschilderd.”
Ook de omslag van haar debuutroman is ontworpen door haar vader. „De uitgever vond dat prima. Mijn vader kan snel schilderen. Toen hij bezig was met de omslag, stuurde hij alvast een foto door en vroeg wat ik ervan vond. Ik wilde toch wat anders en kort daarna had hij weer wat gemaakt. Ik zei: „Dan heb ik liever het vorige.” Hij zei: „Ja dat kan niet meer, daar heb ik overheen geschilderd””, vertelt ze lachend.
Al snel krijgt het gesprek een serieuze wending. Nieuwenhuijse vertelt open en soms geëmotioneerd over wat haar tijdens het schrijven bezighield.
Hoe kwam u op het idee om deze roman te schrijven?
„Het schrijven van het boek was een groeiproces. De verhalen van vervolgde christenen intrigeerden mij enorm. Ik heb in eerste instantie het boek alleen geschreven over de Nederlandse christen Johan die geraakt wordt door verhalen over vervolgde christenen. Via Johan kwamen de ervaringen van de Nigeriaanse jongen Danjuma en van de vervolgde kerk in Nigeria naar voren.
Zelfs tijdens het boodschappen doen zat ik nog met mijn hoofd in het verhaal. Je bent half van de wereld als je een boek schrijft. Ik peinsde hoe het verder moest met Johan. Ik bad: „Wilt U de weg wijzen.” Toen ik uit de winkel naar mijn auto liep, was het alsof de Heere tegen mij zei: Er gaan veel mensen verloren onder het aanbod van genade.
In de dagen daarna werd ik bepaald bij wat het is om verloren te gaan onder de prediking van het Evangelie. Die nood werd op mijn hart gebonden. Alles wat ik daarna in de Bijbel las, ging hierover. Ik voelde mij gedrongen om dit thema aan te snijden. Dit was echter niet het aanvankelijke doel van het boek. Het werd zo geleid.
Het accent lag in eerste instantie op mensen hier in Nederland. Later heb ik het perspectief van Danjuma uit Nigeria toegevoegd. Het verhaal van Johan werd daardoor veel sterker. Er ontstond een contrast tussen beide levens.”
Het verhaal bevat veel persoonlijke elementen?
„Ik heb er veel vanuit mijn eigen ziel ingelegd. Ik ben gebakerd door de prediking van dominees die wezen op de enorme verantwoordelijkheid van een mens. Wat het zal zijn als je verloren gaat en het bloed van Christus onrein hebt geacht. In sommige gemeenten wordt het eenzijdige Godswerk voor tweehonderd procent gepreekt, dat we uit genade zalig worden. Daar wil ik niks aan afdoen. Maar wat het aan de andere kant is om Hem in ongeloof te verwerpen, dat mis ik weleens. Dat is ten diepste mijn worsteling geweest.”
Het boek opent met ”Soli Deo Gloria”. Waarom?
„Omdat het mijn gebed was dat het tot eer van de Heere mocht zijn. Je bent bang voor je eigen hoogmoed als mensen mooi vinden wat je hebt geschreven, maar ik heb ervaren dat de Heere leidinggaf aan het schrijven. Nu het boek klaar is, geef ik ook alleen Hem de eer.”
U heeft als SDOK-bestuurslid onder andere de vervolgde kerk in Vietnam bezocht.
„Er bestaat een groot contrast tussen de vervolgde kerk en onze kerken in Nederland. Toen ik in Vietnam was, heb ik veel lijden gezien, maar tegelijkertijd ook heel veel geloofsvertrouwen en geloofsblijdschap. En liefde tot de Heere en de naaste. Dat was zo’n bijzondere tijd dat ik er tegenop zag terug naar Nederland te gaan.”
Heeft u de hoofdpersonen uit uw verhaal ontmoet?
„Ik heb Danjuma nog niet persoonlijk ontmoet, maar ik zie daar wel naar uit. Ik heb veel beelden van hem gezien en mij goed verdiept in de cultuur van Nigeria. Een medewerker van SDOK die vaak naar Nigeria reist, heeft mij veel over het land verteld. Hij zei: „Het levensverhaal van Abdul, een Boko Haramstrijder, is ook zo’n prachtig verhaal.” Toen hij mij er meer over vertelde, dacht ik gelijk: die moet er ook in. Zo is ook de verhaallijn van Abdul in het boek gekomen.”
In uw boek schrijft u over Nederlandse christenen als comfortchristenen en dat de gedachte heerst dat geloven allemaal zo makkelijk niet gaat. Klinkt daar een kritische toon in door over de reformatorische gezindte?
„Erg hè? Ik denk dat heel veel mensen zich verschuilen achter hun onmacht. Dus je kunt het terecht als een kritisch punt zien. Onze onwil is veel groter en de Heere veel gewilliger dan wij soms denken. Wat heeft de Heere nog meer aan Zijn wijngaard te doen? Vandaar ook de titel van het boek, ”Een zeker man had een vijgenboom”. Wat voor vruchten brengen we voort? En toch blijken Gods lankmoedigheid en geduld. De boom krijgt toch nog een jaar, toch nog meer mest. Ik hoop dat mijn boek ook wat mest mag zijn rondom de levensboom van de lezer.
Nederlandse christenen in het boek doen soms verschrikkelijke dingen. Achter het zwarte pak kunnen vreselijke zaken schuilgaan. Bij Abdul en Danjuma zie je vruchten tevoorschijn komen. Maar ook in het verhaallijn van Johan komen mensen naar voren die vruchten vertonen. Het is een boek vol contrasten.”
Schetst u op deze manier niet een te negatief beeld van de reformatorische gezindte?
„Het is terecht negatief als er te weinig wordt gewezen op de mogelijkheid van zalig worden bij de Heere vandaan; als de boodschap van een eenzijdig Godswerk sterk verlammend werkt en het kruis van Christus onderbelicht blijft. Ongeloof blijft de grootste zonde. Dat geloof ik vast. Toen de Heere in mijn leven kwam, liet Hij mij veel zonden zien. Maar mijn grootste zonde was mijn ongeloof. Dat heb ik ontzettend diep ervaren.”
U beschrijft diverse overvallen van Boko Haram op dorpen in Nigeria. Was het lastig om het geweld te beschrijven?
„Je schrikt soms van wat je zelf geschreven hebt. Over de situatie in Nigeria kun je de meest gruwelijke dingen schrijven. Het is allemaal zo intens en vreselijk. Ik vond het erg lastig om daar woorden aan te geven. Maar je móét het soms beschrijven, het zíjn ook slachtpartijen. Ik heb details weggelaten, maar wel zo geschreven dat lezers het zien gebeuren.”
In uw boek schenkt u veel aandacht aan wat christenen uitstralen. Heeft u dat ook zo ervaren tijdens uw bezoeken aan de vervolgde kerk?
„Ogen zijn de spiegel van de ziel. Ik herinner mij dat ik tijdens een bezoek aan de vervolgde kerk in Vietnam met christenen sprak die in gevangenissen hadden gezeten. Hoe wisten ze dat een medegevangene gelovig was? Iemand vertelde me: „Dat zagen we aan elkaars ogen. Dan zag je dat iemand de Heere liefhad.” Als mijn oma over de Heere sprak, kreeg ze zachte ogen. Ogen kunnen veel zeggen.
Abdul wilde de blijde glans van Danjuma’s gezicht slaan, maar dat lukte hem niet. Toen Danjuma zwaar gehandicapt was geraakt, zei hij: „Ik heb alles wat ik nodig heb, want Hij is mijn vreugde.” Dat zegt een ventje van dertien, ongelooflijk. Vervolgde christenen zijn soms alles kwijt, en toch zie je blijdschap in hun ogen.”
Wat deed het schrijven van het boek met u?
„Het verhaal kreeg een wending waar ik heel lang triest van ben geweest. Het schrijven heeft mij veel worstelingen en gebed gekost, maar ook diepe blijdschap gegeven. Ook weer zo’n contrast.
Ik heb vaak gezegd: „Wat is dit eigenlijk een naar boek.” Maar de uitgever zei: „Het is ook een heel mooi boek.” En dat klopt, die elementen moet ik wel blijven zien.
Het verhaal van de vervolgde kerk vind ik prachtig, maar alles eromheen is heel naar. Maar tegen deze achtergrond glanst het werk van de Heere.”
Heeft u al ideeën voor een volgende roman?
„Ik ben al bezig. Toen ik mijn boek klaar had, zat ik nog zo in de drive van het schrijven, dat ik alvast begon met een volgend thema. Dat ligt nu stil, maar te zijner tijd wil ik het weer oppakken. Het is een compleet ander verhaal, over het thema naastenliefde. De hoofdpersoon is een dakloze. Maar het moet verder nog helemaal uitgebouwd worden. Het valt mij altijd op aan de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan dat de vijand zich ontfermde en de kerk voorbij ging. Er zijn zoveel praktische lessen uit de Bijbel te halen voor je persoonlijke leven.”
”Een zeker man had een vijgenboom”
De roman ”Een zeker man had een vijgenboom” van Monica Nieuwenhuijse-Thijsen kent drie hoofdpersonen. Een van hen is Johan, een nette, reformatorische christen die meeleeft met de vervolgde kerk. Een preek over de gelijkenis van de vijgenboom raakt hem diep. Danjuma, een Nigeriaans jongetje, is de tweede hoofdpersoon. Bij een aanval van Boko Haramstrijders wordt hij gruwelijk verminkt en voor dood achtergelaten. Het derde perspectief is dat van Abdul, die bij de aanval Danjuma verschrikkelijk toetakelt. Abdul is een fanatieke strijder van Boko Haram en ziet het liefst het bloed van elke christen stromen. Een ontvoerd christenmeisje doet echter meer met hem dan hij wil.
Nieuwenhuijse is getrouwd en moeder van vijf kinderen. Als bestuurslid van Stichting De Ondergrondse Kerk (SDOK) kwam ze in aanraking met vervolgde christenen. Ook is ze oprichtster van het kinderblad BimBam.
Boekgegevens
Een zeker man had een vijgenboom, Monica Nieuwenhuijse-Thijsen; uitg. Den Hertog; 296 blz.; € 19,90.