„Arts bepaalt noodzaak toetsen actuele doodswens bij dementie”
Tot op welke hoogte is het toepassen van euthanasie bij diepdementerende patiënten wettelijk toelaatbaar? Laat het over aan de professionele beoordeling van de arts, adviseerde de procureur-generaal bij de Hoge Raad dinsdag. Vijf vragen.
Waar gaat het over?
In 2016 verrichte een verpleeghuisarts euthanasie bij een vrouw die als gevolg van dementie wilsonbekwaam was geraakt. Doorslaggevend voor de arts was de schriftelijke wilsbeschikking die de patiënte enkele jaren daarvoor had opgesteld. Daaruit viel met zoveel woorden op te maken dat ze euthanasie wilde als ze vanwege haar ziekte moest worden opgenomen in het verpleeghuis. Toen het zover kwam, bleef een concreet verzoek echter uit, maar de verpleeghuisarts vond zeven weken na de opname dat de euthanasiewens alsnog kon worden gehonoreerd. In die zeven weken gaf de patiënte echter tegenstrijdige signalen af. Bovendien maakte ze bij het toedienen van de dodelijke injectie een terugtrekkende beweging. Volgens de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE) had dat voor de arts reden moeten zijn om de uitvoering te staken, omdat bij euthanasie elke schijn van dwang vermeden moet worden. Het openbaar ministerie vond dat de arts zich onvoldoende had ingespannen om duidelijk te krijgen of de patiënte nog een actuele doodswens had en legde de zaak voor aan de rechtbank. Die ontsloeg de arts op 11 september van rechtsvervolging. Volgens het vonnis voldeed de uitvoering aan de zorgvuldigheidseisen van de wet.
Hoe kon deze zaak zo snel terechtkomen bij de Hoge Raad?
Bijna altijd kiest het OM ervoor om in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof wanneer het zich niet kan vinden in het vonnis van een rechtbank. In dit geval koos justitie echter voor cassatie in het belang der wet, ook wel sprongcassatie genoemd. In dat geval wordt de vervolging definitief gestaakt. Tegelijkertijd dient het OM dan bij de Hoge Raad een vordering in om de uitspraak te vernietigen. Het arrest van het hoogste rechtscollege moet vervolgens duidelijk maken welke route artsen moeten volgen als ze worden geconfronteerde met dergelijke complexe euthanasieverzoeken. Het betreft dus een snelle manier om jurisprudentie uit te lokken.
Welke tussenstap is er dinsdag gezet?
Dinsdag is de vordering ter vernietiging van de rechtbankuitspraak formeel ingediend. Dat is gebeurd door de procureur-generaal, de hoogste man van het onafhankelijke parket van de raad dat verder bestaat uit 25 advocaten-generaal. Doorgaans volgt na het instellen van cassatie eerst het advies van een advocaat-generaal aan de Hoge Raad, maar bij sprongcassatie valt die stap min of meer samen met het formeel indienen van de vordering. Oftewel: het dinsdag verschenen stuk is het advies van het parket.
Waar komt het advies in essentie op neer?
Het parlement maakte volgens de procureur-generaal in 2000/2001 een bewuste keus: euthanasie moest ook mogelijk zijn bij patiënten met een schriftelijke wilsverklaring met wie niet meer te communiceren valt over hun doodswens. In de wet staat verder alleen dat de zorgvuldigheidseisen daarbij van kracht blijven, waarbij het van de feitelijke omstandigheden afhangt in hoeverre artsen zich daar dan nog aan kunnen houden. Of er nog sprake is van een actuele doodswens moet de arts volgens het advies dus vooral beoordelen aan de hand van het medische dossier en de concrete situatie van de patiënt, overleg met andere hulpverleners die met de patiënt een behandelrelatie hebben of hadden en overleg met familie en naasten. Precies wat de verpleeghuisarts in deze casus deed. Of de wens ook nog bij de patiënt zelf moet worden geverifieerd is eveneens aan de arts, zegt het advies. Komt deze tot de slotsom dat zinnige communicatie niet meer mogelijk is en een poging daartoe belastend is voor de patiënt, dan moet de rechter dit medisch-professionele oordeel in beginsel respecteren, aldus de procureur-generaal.
Hoe nu verder?
Goede vraag. Hoewel het advies tamelijk gedecideerd is, laat het toch de mogelijkheid dat de rechter een arts kan terugfluiten open. Maar dat zou dan alleen aan de orde moeten zijn bij „ernstig te nemen contra-indicaties” die de arts ten onrecht terzijde schuift. Als voorbeeld van zulke contra-indicaties noemt de procureur-generaal „duidelijke tekenen dat de patiënt geen levensbeëindiging meer wil.” Welke tekenen dat kunnen zijn, blijft vaag. Het arrest van de Hoge Raad wordt in 2020 verwacht. De grote vraag is nu of dat meer duidelijkheid biedt.