Gerlinde de Beer onderzoekt maritieme schilderijen uit de collectie Inder Rieden
Hollandse zeeschilders in de Gouden Eeuw zetten het weer soms naar hun hand. Als het zo uitkwam, lieten zij schepen tegen de wind in varen of wapperden de vlaggen in de verkeerde richting. Onderzoek van 67 schilderijen –de collectie Inder Rieden– leverde verrassende resultaten op.
Vier jaar was er gepland voor de klus, veertien jaar duurde het voor Gerlinde de Beer alle schilderijen van de Nederlandse verzamelaar Anthony Inder Rieden had geanalyseerd en beschreven. Nu ligt er een vierdelig boekwerk van 10 kg in de winkel dat het beeld van de Nederlandse maritieme kunst in de zeventiende eeuw op veel punten „een beetje bijstelt.”
Meestal verschijnt bij een tentoonstelling een catalogus. Nu is het andersom; deze lijvige catalogus wordt opgeleukt met een mooie tentoonstelling in Museum Bredius in Den Haag. Alle 67 werken van Anthony Inder Rieden zijn voor drie maanden uit zijn Londense onderkomen verhuisd naar Nederland. Inder Rieden en zijn vrouw hebben inmiddels besloten de kerstdagen elders door te brengen. Het is thuis nu een beetje kaal. Maar dat deert Inder Rieden niet. „Het is voor mij altijd een genot om naar de schilderijen te kijken, ze te bestuderen en steeds weer nieuwe dingen te ontdekken. Nu kunnen de museumbezoekers delen in mijn passie.”
Het is niet toevallig dat de collectie Inder Rieden uitgangspunt was voor Gerlinde de Beers onderzoek. De verzameling geeft een breed overzicht van wat zoal in de Gouden Eeuw door de Hollandse maritieme schilders werd gemaakt. Bekend zijn de zeeslagen en de oorlogsschepen in formatie, maar er is zoveel meer: rivier-, oever-, strand- en zeegezichten. Inder Rieden verzamelde breed. Bovendien kocht hij niet alleen werken van grote, bekende schilders als Vroom, Van de Velde, De Vlieger, Van Goyen, Storck en Backhuysen, maar ook een groot aantal zogenoemde kleine meesters. Onbekende namen, die echter werk van hoge kwaliteit schilderden.
In de ban van de zee
Anthony Inder Rieden (1940) groeide op in Haarlem en zegt altijd al in de ban van de zee te zijn geweest. Maar ook verzot te zijn op kunst, hoewel hij zich bescheiden „een geïnteresseerde amateur” noemt. Op 25-jarige leeftijd –na zijn rechtenstudie in Leiden– verliet Inder Rieden Nederland en vestigde zich op Curaçao en later als financieel adviseur op de Bahama’s. Het contact met zijn vaderland ging niet verloren.
Kunsthandelaar John Hoogsteder –een van de drijvende krachten achter Museum Bredius– adviseerde hem om maritiem werk te gaan verzamelen. Dergelijke schilderijen komen nog wel op de markt en vormen een eigen genre. In stilte bouwde Inder Rieden in veertig jaar zijn collectie op. De werken kwamen in zijn Victoriaanse villa in het Londense Kensington te hangen. Voor het eerst is de verzameling nu te zien voor het publiek. En waarschijnlijk ook voor het laatst. Want een dergelijke kostbare collectie zal moeilijk bij elkaar te houden zijn in de toekomst.
In de tentoonstelling in Den Haag is een video te zien van een rondleiding die Inder Rieden geeft in zijn huis. Waar je ook kijkt, overal hangen of staan de zeegezichten. Bij elk schilderij hoort een verhaal; over de schilder, over het werk zelf, of over de geschiedenis van het schilderij. Het liefst laat Inder Rieder iedereen over zijn schouder meekijken door een vergrootglas om elk detail uit te vergroten. Want het gaat immers over het grote verhaal van de Gouden Eeuw, waarin Holland zich de rijkdom in vecht, koloniën verovert of juist verdedigt. Waarin de schepen porselein en specerijen vervoeren – of slaven deporteren. Waarin heldendom vooral bestaat uit het vernietigen van de Franse of Engelse vloot en het binnenslepen van Spaanse matten. De Hollandse historie op zee is uitgetekend terug te vinden op de 67 werken van Inder Rieden.
Uitgebreide beschrijving
Inder Rieden vroeg kunsthistorica Gerlinde de Beer om zijn collectie te analyseren en daar een catalogus van samen te stellen. Een klus van ongeveer vier jaar, dacht zij. Maar gaandeweg kwam steeds meer informatie boven water. „Elk schilderij is eerst uitgebreid beschreven; wat is er precies op te zien? Al die verschillende schepen moesten geïdentificeerd.” Een hoeker is geen boeier, een smak is geen snik, een galjoen geen galjoot. „Al die verschillende vlaggen en wapens, kanonnen en zeilen, die iets te vertellen hebben. Soms stonden zelfs de deskundigen van het Amsterdamse Scheepvaartmuseum met de mond vol tanden en konden ze De Beers nieuwsgierigheid niet bevredigen.
De Beer: „De schilderstijl, die soms zo persoonlijk gekleurd is, verraadt de maker. Of laat soms zien dat de toeschrijving niet klopt.” Een tiental schilderijen in de collectie werd aan de verkeerde schilder toegeschreven. „Maar dat moet je wel, goed onderbouwd, bewijzen.” Want een nieuwe toeschrijving levert winnaars en verliezers op; een schilderij kan erdoor in waarde stijgen, of juist kelderen. Een schilderij dat op naam van Simon de Vlieger stond, bleek een vroeg werk van Aelbert Cuyp te zijn. Onder een werk van Salomon van Ruysdael hangt nu de naam van Frans de Hulst. Het deert Inder Rieden niet. „Ik heb mijn schilderijen altijd gekocht omdat ik ze prachtig vond, niet omdat er een klinkende naam aan hing. Goede kwaliteit staat bij mij voorop. Bovendien vind ik het belangrijk om zeker te weten wie de maker van een schilderij is.”
Na het onderzoek van de schilderijen en het benoemen van de makers, was het de beurt aan historicus Jaap van der Veen om levensbeschrijvingen van de schilders samen te stellen. Van een aantal kunstenaars was weinig bekend. Van bijvoorbeeld Cornelis Bol III (er waren er vier met die naam) waren nagenoeg geen gegevens. Maar in zijn biografisch onderzoek wist Van der Veen allerlei bronnen te combineren en Bols leven is nu vrijwel compleet ingevuld.
Weersgesteldheid
Het weer speelt in maritieme schilderijen een grote rol. Stapelwolken, straffe wind, donder en bliksem, of juist een windstil moment; het is allemaal zichtbaar gemaakt in olieverf. Het was reden voor De Beer om de Duitse meteoroloog Franz Ossing te vragen ook de weersgesteldheid op de schilderstukken te onderzoeken. Van een strandgezicht van Simon de Vlieger zegt Ossing: „Typisch de Noorzeekust rond de jaarwisseling; laaghangende cumuluswolken met grijze onderkanten, de horizon alleen zichtbaar door een vage mist. Slappe zeilen en de wolken verraden een zwakke westenwind.”
Ook blijkt dat een aantal schilders soms een loopje neemt met het weer. Vaak terwille van een goede compositie. Op het paneel van Abraham van Beijeren staat een flinke bries. De wind waait van links naar rechts. Maar, ziet Ossing, de wolken drijven van rechts naar links. Ossing noemt het mild „een verzonnen realiteit.”
”In de ban van de zee. De Gouden Eeuw van de Nederlandse marineschilderkunst” is tot en met 1 maart te zien in Museum Bredius in Den Haag.
Boekgegevens
The Golden Age of Dutch Marine Painting. The Inder Rieden Collection, Gerlinde de Beer m.m.v. Jaap van der Veen en Franz Ossing; uitg. Primavera Pers; vier delen in cassette; 1384 blz.; € 135,- (na 1 maart 2020 € 175,-)