Ontbijt moet minder wereldwijd
Titel:
”Een andere wereld is mogelijk”
Auteur: John Cavanagh en Jerry Mander (red.); vertaald door Frank Bestebreurtje
Uitgeverij: Lemniscaat, Rotterdam, 2003. ISBN 90 5637 542 3
Pagina’s: 267
Prijs: € 19.95. Al bij het ontbijt zijn wij Nederlanders deel van het wereldwijde dorp. Hagelslag met cacao uit Ghana, een sinaasappel uit Israël, koffie uit Zuid-Amerika en thee uit Azië. En als we dan met een volle maag in onze auto stappen, bevat die ook al onderdelen uit pakweg zestien landen.
Om in de Nederlandse consumptie te voorzien is een grondoppervlak nodig dat veertien keer groter is dan ons land zelf. Geen wonder dat de afstand van bron tot bord vaak duizenden kilometers beslaat.
Na de Tweede Wereldoorlog zijn de economische handelslijnen veel langer geworden. De grotere goederenexport heeft het wereldwijde transport vervijftigvoudigd. Kostprijzen van goederen bestaan zo voor een steeds groter deel uit transport- en distributiekosten. Het personenverkeer rond de aarde (meestal per vliegtuig) is natuurlijk nog veel harder gestegen.
Maar het zijn niet alleen goederen en mensen die rond de globe gaan. Het geld rolt veel sneller over de wereldbol. Maar het overgrote deel van de mondiale transacties heeft niets te maken met producten en diensten, maar zijn louter financieel van aard. De economische crisis in Azië in 1997 liet zien waartoe dit ”mondiale casino” van kortetermijnbeleggers en speculanten kan leiden. Een belasting op speculatieve beleggingen moet daarom zo snel mogelijk worden ingevoerd.
Dit valt allemaal te lezen in de bundel ”Een andere wereld is mogelijk” die het resultaat is van een studiegroep binnen het ”International Forum on Globalization”. De schrijvers klagen daarin over de „wijdverbreide schade” door de globalisering, waarvan milieucrises een „inherent” gevolg zijn.
Funest
Volgens het boek gaan voorstanders van de wereldwijde vrijhandel er te veel van uit dat bedrijfsbelangen altijd dezelfde zijn als de belangen van de gemeenschap. Middelen die naar bedrijven stromen, vloeien immers niet automatisch door naar de gemeenschap. Daarom is ontwikkeling ook niet hetzelfde als het brengen van economische groei. In veel ontwikkelingslanden heeft globalisering zo een funest effect.
De schrijvers weten dat er met de invoering van het monetaire Bretton-Woodssysteem in 1944 drie organisaties zijn opgericht die onder meer moesten zorgen voor meer evenwicht in de wereldeconomie, onder meer om te voorkomen dat er opnieuw een crisis als eind jaren twintig zou komen. Maar volgens de antiglobalisten zijn het Internationaal Monetair Fonds (IMF), de Wereldbank en de Wereldhandelsorganisatie (WTO, voorheen GATT) juist deel van het probleem, in plaats van de oplossing. Ze staan geheel ten dienste van de rijke landen en soms van grote bedrijven. Ook het Nafta-akkoord tussen de Noord-Amerikaanse landen dat in de jaren negentig werd gesloten heeft het armere Mexico veel meer ellende dan voorspoed gebracht. (Het laatste WTO-akkoord van begin augustus waarin de westerse landen beloven hun interne landbouwsubsidies af te schaffen om zo meer ruimte te geven aan ontwikkelingslanden, is misschien het begin van een nieuwe ontwikkeling, maar dit is uiteraard niet meegenomen in het boek.)
Het betoog van de schrijvers loopt daarom uit op een pleidooi voor een „fundamentele hervorming van instellingen van internationaal economisch bestuur.” Een nieuw systeem moet verantwoordelijkheid dragen voor de behoeften van mens en natuur. De nieuwe instellingen moeten vallen onder de Verenigde Naties, dat veel opener en democratischer is dan de huidige WTO en Wereldbank.
Een van de doelstellingen van deze hervorming is dat handel en consumptie meer lokaal worden. Het goederenverkeer tussen landen die ver van elkaar liggen, loopt daardoor terug. Daardoor wordt de wereldeconomie minder afhankelijk van de olieprijzen en hoeven de Verenigde Staten niet langer corrupte olielanden bescherming te bieden. En natuurlijk komen er meer Hollandse producten op de ontbijttafel.
”Een andere wereld is mogelijk” is een logisch opgezet en goed gedocumenteerd boek. Wel lijkt het soms dat ”ondernemerschap” een vies woord is, bijvoorbeeld als de schrijvers spreken over „bedrijven die alleen het bekrompen eigenbelang vertegenwoordigen van een kleine rijke elite.” Ondernemers zullen zich niet prettig voelen in de ideale wereld van deze antiglobalisten. Toch is er veel in het boek waarmee ook bedrijven hun voordeel kunnen doen.