Cultuur & boeken

Uitvinders met een wiskundeknobbel

Titel:

Jacob Siebelink
1 September 2004 15:32Gewijzigd op 14 November 2020 01:35Leestijd 6 minuten

”Huygens, de mathematisering van de werkelijkheid”
Auteur: Rienk Vermij
Uitgeverij: Natuur & Techniek, Veen Magazines, Diemen, 2004
ISBN 90 76988 358
Pagina’s: 160
Prijs: € 32,50; Titel: ”Newton, alchemist, filosoof en natuurwetenschapper”
Auteur: Niccolò Guicciardini
Uitgeverij: Natuur & Techniek, Veen Magazines, Diemen, 2003
ISBN 90 76988 145
Pagina’s: 151
Prijs: € 32,50.

„Ik kan niet begrijpen hoe de heer Newton zulke goede wiskunde kan toepassen op zo’n absurde fysische these.” Christiaan Huygens moest niets hebben van de zwaartekrachttheorie van de Engelse natuurkundige Isaac Newton. Twee nieuwe delen in de serie Wetenschappelijke Biografie van uitgeverij Veen Magazines werpen hun licht op de twee genieën en hun onderlinge relatie. Newton heeft het gelijk aan zijn kant, maar geeft Huygens dat zomaar toe?

Een briljante, maar ietwat eigenwijze onderzoeker, zo tekent Rienk Vermij Christiaan Huygens in zijn biografie. Huygens is met van alles tegelijk bezig -van het ontwerp van een koetsvering tot de verklaring van het planetenstelsel-, maakt aanvankelijk weinig af en is zich bewust van zijn eigen superioriteit. Aan de andere kant stelt Huygens hoge eisen aan zichzelf. Hij publiceert niet snel iets en wat hij openbaar maakt, daarvan moet hij absoluut zeker zijn.

Huygens heeft veel weg van een handige knutselaar die problemen uit het dagelijks leven oplost en die oplossingen strikt wiskundig onderbouwt. Het paradepaardje van Huygens is het slingeruurwerk, volgens hem een bewijs van het belang van de wiskunde voor de praktijk. Voor het eerst lopen klokken op enkele seconden per dag na gelijk.

Zijn eigenzinnige karakter verklaart Vermij vooral vanuit Huygens’ jeugd. Als zoon van een welgestelde ambtenaar -zijn vader Constantijn Huygens was achtereenvolgend secretaris van de stadhouders Maurits, Frederik Hendrik en Willem II- komt hij uit een beschermd milieu. „Hij was verwend, zijn ontdekkingen kwamen hem aangewaaid en hij had nooit geleerd te verliezen”, aldus de auteur.

Aanvankelijk staat Christiaan Huygens sterk onder invloed van de mechanische filosofie van René Descartes. Het cartesianisme wil alle natuurlijke verschijnselen verklaren „door de vorm en het op elkaar stoten van deeltjes.” Zo zou een werveling van deeltjes de aarde om de zon laten draaien.

Maar later zegt Huygens over de Franse filosoof: „Hij had ons zijn natuurkundige systeem moeten presenteren als een proeve van wat zich in deze wetenschap als waarschijnlijk laat verdedigen (…) en de vernuften moeten uitnodigen om zelf verder te zoeken. Maar doordat hij wilde doen geloven dat hij de waarheid had gevonden (…), heeft hij iets gedaan wat heel nadelig was voor de vooruitgang van de filosofie.” Van het idee dat alles in de wereld natuurkundig verklaarbaar is, doet Huygens echter geen afstand.

In navolging van Descartes gelooft Huygens niet in een verdere bemoeienis van God met de natuur. Hij breekt daarmee met het geloof van zijn voorouders. In 1660 schrijft hij over de godsdienst: „Hoe ver staat dat af van de zekerheid van meetkundige bewijzen!” Zelfs op zijn sterfbed 35 jaar later wijkt de 66-jarige Huygens geen duimbreed van zijn weinig orthodoxe ideeën.

Aartsvaders
De Engelse wetenschapper Isaac Newton vindt een dergelijke gedachtegang „afschuwelijk”, zo blijkt uit de biografie van Niccolò Guicciardini. Newton, een volgeling van Arius en door de auteur als een zonderlinge en eenzame figuur neergezet, is ervan overtuigd dat God door Zijn voorzienigheid voortdurend in de schepping werkt. Een groot deel van de werken van Newton bestaat uit theologische verhandelingen en bijbelverklaringen die nauw samenhangen met zijn wiskundige werk.

Voordat Newton de consequenties van de filosofie van Descartes inziet, is ook hij beïnvloed door de wetenschap nieuwe stijl, zoals het cartesianisme destijds genoemd werd. Zijn ontdekking dat het bepalen van de raaklijn aan een kromme de omgekeerde bewerking is van het bepalen van de oppervlakte onder de kromme, is op deze leest geschoeid.

Op het moment dat Newton deze ontdekking doet, is hij 23 jaar. Volgens eigen zeggen is hij dan op het hoogtepunt van zijn scheppende kracht. Hij ontdekt dat wit licht bestaat uit alle kleuren van de regenboog en legt de basis voor het idee van de zwaartekracht.

Newton breekt in 1670 radicaal met het cartesianisme en gaat zich richten op de klassieken. Hij is ervan overtuigd dat God aan de aartsvaders en profeten zoals Mozes, Noach en Daniël een alomvattende waarheid heeft geopenbaard, niet alleen over Zichzelf en Zijn relatie tot de schepping, maar ook over de schepping zelf. Newton wil die kennis weer terugvinden. De vindingen die hij doet, zijn daarom volgens hem niet nieuw. Het zijn slechts „herontdekkingen.”

Net als de klassieken gebruikt hij voor zijn bewijzen zuiver meetkundige technieken, in tegenstelling tot het cartesianisme, dat meetkundige problemen omzet in het rekenen met symbolen. Hoewel Newton zich hierdoor in allerlei bochten moet wringen, is hij met de oplossingen die hij vond zijn tijd ver vooruit.

In deze vorm schrijft Newton ook zijn belangrijkste werk, ”Philosophiae Naturalis Principia Mathematica”, kortweg Principia. De aanzet tot dit werk is het antwoord op een prijsvraag van de astronoom Edmund Halley over de baan van de aarde om de zon. Volgens overlevering zou een student in Cambridge, waar Newton vanaf 1669 hoogleraar was, gezegd hebben toen hij Newton zag: „Kijk, daar loopt een man die een boek geschreven heeft dat niemand, inclusief hijzelf, begrijpt.”

De basis van Principia zijn de bekende drie wetten van Newton. Doordat de Engelsman zijn werk volgens de klassieke meetkundige technieken schreef, is van de huidige formulevorm van die wetten echter niets terug te vinden.

Bach
„Newton schreef in een uitbarsting van creativiteit een boek in spaghettistijl, tjokvol terminologische onnauwkeurigheden en gaten. Wie ooit serieus geprobeerd heeft Principia te lezen, weet (…) hoe vaak Newton een zogenaamd eenvoudig bewijs aan de lezer overlaat”, aldus Guicciardini over het belangrijkste werk van Newton.

In mindere mate geldt dit ook voor de biografie over Newton. Niet alleen zijn verschillende hoofdstukken alleen begrijpelijk voor mensen met minimaal wiskunde op middelbareschoolniveau, de auteur werkt termen te laat of soms helemaal niet uit, terwijl dat wel verhelderend zou zijn. Waarom verstopten wetenschappers hun ontdekkingen bijvoorbeeld in een anagram en wat stelde de Lucasleerstoel in die tijd voor?

De biografie over Huygens leest wat dit betreft heel wat makkelijker, maar de opbouw is erg voorspelbaar. Het verhaal begint met de geboorte en eindigt in het sterfhuis. De schrijver van de biografie over Newton koos voor een originelere insteek. Het boek draait om de prijsvraag van Halley, met als afsluitend hoofdstuk de vraag: Wie krijgt de prijs? Gevolg is wel dat het soms onduidelijk is wanneer een gebeurtenis plaatsvindt.

Een grote hoeveelheid foto’s, portrettekeningen, schilderijen en afbeeldingen van instrumenten die de onderzoekers hebben uitgevonden of gebruikt, ondersteunt de tekst van beide biografieën. De auteurs lijken een volledig beeld te geven van de twee wetenschappers en hun werk; mannen die elkaar hoogachtten en beïnvloedden, maar het op fundamentele punten ook oneens waren met elkaar. Geloofde de één in een zuiver wiskundige verklaring van de werkelijkheid, daar benadrukte de ander dat hij, net als later Johann Sebastian Bach, zijn werk in de eerste plaats schreef ter ere van God: Soli Deo Gloria.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer