Beschaamd
U kent ze wel, die mensen die worden gekenmerkt door een vrolijk, opgewekt karakter. Ze zien er dikwijls tevreden uit. Door velen worden zij helaas nog steeds mongooltjes genoemd.
Deze benaming is in de vorige eeuw ontstaan, toen men dacht dat het hier ging om een stap terug in de evolutie, van het ’superieure’ blanke ras naar het Aziatische. De Aziaten werden toen namelijk nog met de verzamelnaam Mongolen aangeduid.
Uiteraard is deze opvatting niet meer houdbaar. Alleen wanneer we over inwoners van Mongolië spreken, een land ten noorden van China, is het woord Mongolen op zijn plaats. In alle andere gevallen is sprake van een oneigenlijk taalgebruik. Daarom wordt de voorkeur gegeven aan de term syndroom van Down, genoemd naar de Engelse arts die het syndroom als eerste beschreef. We zouden het zo kunnen zeggen: ze hebben van hun Schepper iets gekregen wat wij missen, en wat zij missen hebben wij gekregen. De vraag is wat wíj aan verstandelijke vermogens hebben gekregen en of wij ze ook op de juiste manier gebruiken. Dit weet ik zeker: wat zij gekregen hebben, wordt meestal optimaal gebruikt. En zeker als door genade de Heere in hun hart werkt.
Persoonlijk voel ik me altijd aangetrokken tot deze mensen. Misschien komt het doordat ik zelf zo’n broer gehad heb. Reeds op jonge leeftijd is hij gestorven. Rijk heeft hij in zijn leven getuigd van de liefde Gods die in zijn hart woonde.
Koster
Door de betrokkenheid op deze mensen hadden we ook zo iemand leren kennen en hij werd al spoedig op onze evangelisatiepost uitgenodigd. Deze vriend werd helemaal in het gezin opgenomen, alle dagen dat hij op onze post was. Het was voor ons allen een feest als hij er was. Telkens als hij kwam, werd hij tot koster van de kerk benoemd. Zaterdags was hij dan ook altijd druk in de weer om alles in orde te maken voor de zondag.
Op zo’n zaterdagmiddag liep ik de kerkzaal binnen. De koster was druk bezig met het binnenbrengen van stoelen voor de dienst van de volgende morgen. Alle stoelen die maar te vinden waren in het centrum werden naar binnen gesleept, zodat ten slotte de zaal helemaal vol stond. Er was bijna geen plekje meer over, overal stonden stoelen. „Nou, nou, koster”, zei ik, „je verwacht nogal wat gasten.” Hij keek mij aan en knikte en zei: „Ja, ja.” Het zweet drupte van zijn gezicht. „Maar vriend, hoor eens even. Weet je dat het vakantietijd is en er veel mensen morgen niet kunnen komen? Reken er maar op dat er morgen heel weinig mensen zijn.”
Ondertussen nam ik een aantal stoelen op en begon ze weg te dragen om ze weer op hun oude plaats te zetten. Plotseling stond de koster voor mij, stak zijn handen in de lucht en riep: „Nee, nee, dat gebeurt niet, je moet ze hier laten staan.” Ik kon niets anders dan gehoorzamen. Wat verontwaardigd keek hij me aan, alsof hij zeggen wilde: Bemoei je met je eigen zaken, nu ben ik de koster. „Maar beste vriend, hoe weet je dat er morgen zo veel mensen komen?” Hij keek me aan en hakkelde: „Dat, dat vraag ik aan de Heere.”
Vol
Dezelfde avond liep ik nogmaals de kerkzaal in en zag onze vriend niet meer. Ik liep naar voren, en ja hoor, achter de preekstoel lag hij op zijn knieën te bidden. Ik begreep dat ik weg moest gaan, want het was gewijde grond, een mensenkind was aan het spreken tot de Heere over zijn probleem. Indien gij niet wordt als een kind… Beschaamd sloop ik weg. Hij was hierin voor menig verstandig mens een voorbeeld.
De volgende morgen stroomde ons kerkzaaltje vol en toen ik op de preekstoel stond, zag ik dat er geen stoel te veel stond en ook geen stoel te weinig. Alle stoelen waren bezet. Onze koster zat voorin, want hij zou straks, als de dienst begon, de bandrecorder aanzetten. Vol trots keek hij naar mij, stak zijn hand op en wees naar achteren, alsof hij wilde zeggen: Zie je wel dat alle stoelen nodig waren en dat de Heere hoort.
„Voor de wijzen en verstandige verborgen maar aan de kinderkens geopenbaard.” „Het onedele heeft Hij uitverkoren om het wijze te beschamen.” Ook ik werd beschaamd.
H. Bor, evangelist in Gent, België