Kamer kan er niet omheen ook zélf het milieu te sparen
Alleen wie zelf zelden zijn mobieltje pakt, heeft ’t gezag zijn kind tot een sober gebruik ervan te manen. Iets vergelijkbaars geldt voor de Kamer, wanneer zij burgers milieubewustheid wil aanleren.
Oud-minister Jacqueline Cramer schetste dinsdag, bij de presentatie van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis, een lastig en spannend probleem. Zijn vrije westerse landen eigenlijk wel in staat het immense, snel op ons afkomende klimaatprobleem adequaat aan te pakken?
Want let wel: democratieën zijn trage besluitvormingsmachines. Daarin wordt eindeloos gezocht naar overeenstemming en compromissen. Dat is een kracht én een zwakte. Elk jaar dat voorbijgaat zonder dat wij op dit terrein voldoende presteren, groeit het klimaatprobleem.
En hoe meer het beleid achterloopt op de rappe verslechtering van het milieu, hoe draconischer straks de ingrepen moeten zijn om de aarde leefbaar te houden, aldus Cramer. Wellicht zo draconisch, dat het niet meer op democratische wijze kan.
Je zou er somber van worden. Zeker als je beseft dat je als individu weinig kunt uitrichten. Milieubewust leven? Prima, maar wat als de rest van de 7,7 miljard aardbewoners dat niet doet?
Anderzijds, voortleven zoals wij westerlingen het al decennialang doen, is geen optie. Het minste wat we kunnen doen, is ons leefgedrag aanpassen en hopen dat we met ons voorbeeld nieuwe generaties aansteken.
Voorbeeldgedrag; daarover schrijft ook historica Carla Hoetink in het al eerder genoemde jaarboek. De Nijmeegse wetenschapper geeft een lezenswaardig en soms vermakelijk overzicht van hoe de Tweede Kamer vanaf eind jaren tachtig zelf omging met duurzaamheid.
Het zal niet verwonderen dat linkse fracties als eersten gingen hameren op meer duurzaamheid in de bedrijfsvoering van het parlement. Het moest allemaal heel anders. En langzamerhand ging het ook anders. Het Kamerrestaurant veranderde van „de slechtste eetgelegenheid ten westen van de Oeral” in een mensa waar gezond, duurzaam en diervriendelijk geproduceerde maaltijden het menu sieren. Het parlement schakelde gedeeltelijk over op groene stroom, stelde een „milieuzorgcoördinator” aan en verstrekte Kamerleden een ov-jaarkaart.
Natuurlijk ging dit alles niet zonder politieke strijd. Die werd met name gestreden tijdens de jaarlijkse debatten over de raming: de eigen begroting van de Tweede Kamer. Niet zelden trapten daar fracties als VVD en CDA op de rem („Stop met die veganistische maaltijden. Die worden door niemand gekozen en verdwijnen allemaal in de kliko”), terwijl de PvdD alleen nog gecertificeerde vis op het Kamermenu wilde hebben.
Klein bier? Kinderachtige profileringsdrang? Kijk ons eens milieubewust zijn? Soms had het daar best iets van weg. Toch verdient het lof dat Kamerfracties in de loop der jaren meer en meer inzagen dat zij, zeker na de opkomst van social media, in een glazen huis wonen. En dat zij zichzelf in de wielen rijden als zij, op welk beleidsterrein dan ook, niet het goede voorbeeld geven.
Verruwing in de samenleving tegengaan? Dan zelf ook geen grove taal gebruiken. Een antirookbeleid voeren? Dan ook in het Kamergebouw niet meer paffen.
Want politici hebben een voorbeeldfunctie. En als het ergens in de samenleving geldt, dan zeker onder de Haagse kaasstolp: verbeter de wereld, begin bij jezelf.