Dyke moest in januari opstappen naar aanleiding van een onderzoeksrapport waarin stond dat een BBC-reportage waarin werd gezegd dat de Britse regering bewijzen voor het verboden wapenbezit van Irak had aangedikt, ongefundeerd was. Het onderzoek werd ingesteld nadat de bron van het BBC-bericht, wapenexpert David Kelly, zelfmoord had gepleegd.

Dyke liet al direct na het verschijnen van het door onderzoeksrechter Lord Hutton opgestelde rapport doorschemeren dat hij het niet met de inhoud daarvan eens was. In zijn boek zegt hij dat de geschiedenis waar het de oorlog tegen Irak betreft, niet de kant van Blair zal kiezen en zal aantonen dat „de hele affaire een groot politiek schandaal” is.

Naast Blair krijgt ook diens voormalige ”spindoctor” Alastair Campbell er in het boek flink van langs. De volgens Dyke „gestoorde” en „wraakzuchtige” Campbell zou in opdracht van Blair alles hebben gedaan om de BBC zwart te maken. Blairs communicatieadviseur, die vorig jaar terugtrad, eiste voortdurend dat er bij de BBC koppen zouden rollen.

Dyke schrijft ook dat de belangrijkste auteur van een rapport over de aanwezigheid van massavernietigingswapens in Irak, John Scarlett, twijfels had over de Britse deelname aan de oorlog in Irak. Blair baseerde zijn besluit om met de Verenigde Staten ten strijde te trekken tegen Irak voor een groot deel op het rapport van Scarlett, de voormalige voorzitter van de commissie voor de Britse inlichtingendiensten. Het waren de in het rapport van Scarlett opgesomde bewijzen die door de regering zouden zijn aangedikt.

De BBC-bestuursleden die hem dwongen ontslag te nemen, gedroegen zich volgens Dyke als „bange konijnen in het schijnsel van de koplampen van een auto.” Behalve Dyke namen ook de maker van de omstreden reportage, Andrew Gilligan, en bestuursvoorzitter Gavyn Davies ontslag naar aanleiding van het rapport-Hutton.