Hoe samenleving aan collectieve burn-out kan ontsnappen
Het lijkt erop dat de economie de mens in de greep heeft, in plaats van andersom. De mythe van de eeuwige groei put mens en aarde uit. Een economie van de vreugde biedt deze burn-outsamenleving een uitweg.
In het stadhuis van het Italiaanse Siena bevindt zich een muurschildering van een vredige stad, waarin mensen volop bezig zijn. Zij metselen, smeden, handelen, dansen. Dit fresco van de veertiende-eeuwse Ambrogio Lorenzetti is de ideale voorstelling van een economie waarin mensen bloeien. Dit lijkt ver af te staan van de huidige economische situatie. We zijn als mens de grip op de economie kwijt. Overal klinkt het woord burn-out, niet alleen psychisch maar ook ecologisch en sociaal. We hebben een systeem gecreëerd waaronder we hoe langer hoe meer zelf gebukt gaan. Hoe komen we uit die neerwaartse spiraal? Hoe krijgen we een economie die doet wat ten diepste de kern van de economie is: samenwerken om zo het leven meer kwaliteit te geven en samen vreugde te scheppen in een gedeelde wereld?
Arbeid heeft een positieve betekenis. In de Bijbel wordt weliswaar gesproken over „in het zweet uws aanschijns uw brood eten”, maar tegelijk wordt gezegd dat God Zelf ook werkt. Zes dagen heeft Hij gearbeid en op de zevende dag rustte Hij. Wel is de balans essentieel, bijvoorbeeld door de afwisseling van werk en sabbat.
Masker
Luther als theoloog van de arbeid beschouwt werk als roeping van God. Mensen zijn met hun werk volgens Luther als het ware „maskers van God.” In Psalm 147 staat dat God de poorten van Jeruzalem bouwt. Luther zegt in zijn commentaar daarop dat dit niet betekent dat mensen niks hoeven te doen. Mensen moeten de poorten bouwen, God geeft zijn zegen. Als mensen elkaar dienen met hun arbeid zijn zij dus gestalten van God voor elkaar.
Sinds de achttiende eeuw staat de samenleving in het teken van het bestrijden en overwinnen van armoede. God heeft mensen niet voor armoede geschapen en door werk kan men die ontstijgen, was de overtuiging. Liever armen aan het werk helpen dan aalmoezen aan hen geven, luidde daarom het devies. Zij horen gezamenlijk te delen in wat de aarde voortbrengt. De armoedebestrijding heeft de afgelopen tweehonderd jaar indrukwekkende resultaten geboekt. Ruwweg 50 jaar geleden waren er 4,5 miljard mensen, van wie er 1,5 miljard structureel ondervoed waren. Inmiddels zijn we met 7 miljard mensen op aarde en is er genoeg voor iedereen. Ondervoeding is nu vooral nog te wijten aan politieke ellende. In veel plaatsen is obesitas zelfs een grotere bedreiging voor de gezondheid dan honger.
Ratrace
Onze maatschappij is echter volledig doorgeschoten in die armoedebestrijding. Het project ”bestrijding van armoede” van de afgelopen tweehonderd jaar is in ”creëren van overvloed” ontaard. Door constante vooruitgang ging de moderne mens in mythes geloven: de mythe van de eeuwige groei, de mythe van de individuele ontplooiing, de mythe van het ‘ontzorgde’ leven, de mythe van het onkwetsbare leven en de mythe van cijfers en kwantiteit. We zijn ”economie” gaan definiëren als een machine voor eeuwige groei, gebaseerd op het individueel nastreven van eigenbelang. Daarmee creëren we een constante ratrace, die onszelf, de aarde en onze relaties uitput. Zo kunnen we niet nog eens 200 jaar doorgaan – dat is volstrekt duidelijk.
Efficiencyterreur
Dat doorgeschoten streven noem ik ”involutie”. Het is de paradox van de moderniteit. Involutie stelt ons voor de vraag: hebben wij een economie of heeft de economie ons? In ons streven naar een beter leven zetten we andere zaken hoe langer hoe meer onder druk en op afstand: het klimaat, de psychologische druk op mensen om elkaar op de werkvloer tot in het oneindige te controleren, de dwang om alles in cijfers uit te drukken, de efficiencyterreur, het geld dat allesbepalend wordt, nieuwe machtsstructuren die ontstaan, uitsluiting door robotisering. Zo zijn we gevangen geraakt in de „ijzeren kooi” waar de bekende socioloog Max Weber over spreekt. En we kunnen er niet meer uit.
Om voorbij deze ‘burn-outsamenleving’ te komen, zijn experimenten en een nieuwe manier van denken over werk en economie nodig. We zullen werk weer moeten gaan zien als de vreugdegerichte bezigheid van samenwerking, waar het fresco van Lorenzetti op duidt. De economie van de vreugde zorgt voor een nieuwe balans tussen mens en natuur, tussen flexibiliteit en zekerheid op de arbeidsmarkt. Ze creëert de juiste verhouding tussen arbeid, onderneming en kapitaal, met als inzet maatschappelijke betrokkenheid. Bovenal is een nieuwe meetkunde nodig: menselijke bloei moet centraal staan in plaats van het bruto nationaal product en de bedrijfswinst.
Versukkeling
De vakbeweging had altijd een stevige vinger in de pap bij de armoedebestrijding en het creëren van werkgelegenheid. En met succes. Toch zit diezelfde vakbeweging in de versukkeling door teruglopende ledentallen en vergrijzing, afnemend besef van ”civil society” en individualisering. Het ergste van alles is dat de vakbeweging onvoldoende aansluiting vindt bij de nieuwe idealen van jongeren.
Maar ik zie volop perspectief voor vakbewegingen die opereren op twee fronten. Op korte termijn kunnen nieuwe coöperaties als koepels dienen waarin mensen elkaar bijstaan in het omgaan met de burn-outeconomie. Dat kan bijvoorbeeld door bezinning te organiseren rond werk, spiritualiteit en leiderschap. Deze nieuwe coöperaties kunnen ook assisteren bij transities in de economie. Daarbij moet het om meer gaan dan alleen vechten voor behoud van banen. Zij zullen zich moeten inzetten om mensen te begeleiden en te adviseren wat er nodig is om langdurig vitaal op de arbeidsmarkt te kunnen blijven. Dat geldt ook voor mensen met een beperking. Laten vakbonden zich sterk maken voor de (her)invoer van sociale werkplaatsen, ook al gaat het dan niet om de eigen leden.
Actiecentra
Maar vakbonden zullen ook een langetermijnvisie moeten ontwikkelen. Door zich als maatschappelijke actiecentra te ontwikkelen, kunnen zij nadenken over en ook al volop experimenteren met de economie van overmorgen. Zij zullen antwoord moeten zoeken op de vraag hoe we een circulaire economie vormgeven waarbij geen grondstofvoorraden worden uitgeput en waarin reststoffen volledig opnieuw worden ingezet. En zullen we toe moeten naar een basisinkomen of participatieloon voor iedereen? Wat is betekenisvol werk en hoe zal daarbij straks de verhouding van formeel en informeel werk moeten zijn? Vakbonden die met realistisch idealisme naar de toekomst kijken, zouden ook zo maar weer eens heel aantrekkelijk kunnen zijn voor een volgende generatie.
De auteur is bijzonder hoogleraar politieke filosofie en levensbeschouwing aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Dit artikel is een bewerking van de CGMV-lezing die hij maandag 4 november uitsprak in Utrecht, die werd georganiseerd door de christelijke vakorganisatie CGMV.