Stop informalisering in onderwijs
Slonzige kleding, gebrek aan eerbied voor gezag, geen ruimte voor onder-wijzen. De grenzen tussen privé en openbaar, werk en thuis, vrije tijd en arbeid vervagen, op christelijke scholen, in christelijke gezinnen en in de kerkelijke gemeente. Een verkeerde ontwikkeling, stelde dr. C. P. Boele
maandag in de rede die hij uitsprak ter gelegenheid van de opening van het academisch jaar van de Christelijke Hogeschool Ede. Een bewerking. In onze samenleving worden we geconfronteerd met een verschijnsel dat ik typeer met het begrip ”informalisering” (als zodanig ook reeds gesignaleerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau in ”Trends, dilemma’s en beleid”, 2000). Onder informalisering versta ik het minder belangrijk worden van verticale relaties (hiërarchie) en het vervagen van formele grenzen tussen privé en openbaar, werk en thuis, vrije tijd en arbeid.
Informalisering is in de eerste plaats zichtbaar in de communicatie en omgangsvormen. Denk aan de steeds informeler kleding in meer ”formele” situaties, zoals recepties en kerkdiensten. De letterlijke en figuurlijke bekleding met gezag roepen niet meer automatisch respect op. Het gebruik van de voornaam en het tutoyeren gaan hiermee gepaard, in gezin, kerk, school en in het publieke domein. Voornamen worden steeds vaker merknamen, bijvoorbeeld Ilse (zoekmachine), Ben (telecomaanbieder), Alex (beleggingsinstelling), Jan (des Bouvrie, verf).
Een andere verschijningsvorm van informalisering in communicatie en omgangsvormen is de relatie tussen volwassenen en kinderen. Grenzen tussen volwassenheid en kindertijd verschuiven. Christien Brinkgreve signaleert in ”Vroeg mondig, laat volwassen” (2004) dat ouders en kinderen elkaar steeds meer als gelijken behandelen. Dankzij internet en eigen koopkracht betreedt de jeugd namelijk eerder de volwassen wereld. Zij vraagt zich af of de ontwikkeling van kinderen en jongeren niet in gevaar komt door het wegvallen van traditionele gezinspatronen en het „culturele gebod tot zelfsturing.” Het gevolg is onzekerheid en desoriëntatie.
De typisch Nederlandse ”bespreekbaarheid” en houding van ”gedogen” op tal van terreinen, zijn ook verschijningsvormen van informalisering. Formele en morele grenzen worden voortdurend opgerekt. Er zijn in onze postmoderne tijd immers geen formele normen en waarheden, laat staan dat ik die een ander kan voorhouden. Moderne managementgoeroes wijzen ons er dan ook op dat je ”autonome professionals”, ook in het onderwijs, niet moet sturen met formele regels of systemen. De (informele) cultuur is veel belangrijker dan de (formele) structuur.
Christelijke gemeente
Informalisering is ook waar te nemen in de christelijke gemeente. De ambtsdrager heeft minder gezag, want hij is tenslotte ook maar gekozen. En het ”(competentie)profiel” van de predikant lijkt soms belangrijker dan diens ambtelijke volmacht.
Informalisering is ook zichtbaar in de toenemende aandacht voor bekeringsgeschiedenissen en liturgie en de afnemende belangstelling voor dogmatiek en kerkleer. Iemand sprak van ”flexidoxie” in kerk en theologie. ”Het verhaal gaat”, de bijbelse boodschap zet ons aan het denken, maar Gods geboden hebben geen formeel gezag, want zo moet je de Bijbel anno 2004 niet lezen. Wij spreken en zingen graag wat informeel en familiair over God. Soms lijkt Zijn heiligheid schuil te gaan achter Zijn liefde. De geestelijke muziek, het orgelspel tijdens het concert, de begeleiding tijdens de dienst moet vooral „lekker liggen”, ten koste van de muzikale vorm en structuur.
Onderwijs
De hiervoor beschreven uiterlijke verschijningsvormen zijn ook waarneembaar in het onderwijs: de kleding van docenten, hun tanende gezag, het gebruik van de voornaam, en de toenemende vrijpostigheid van studenten en leerlingen. Meer en meer ouders die in het zuiden des lands wonen sturen hun kinderen om die reden naar Belgische scholen. Hongaarse studenten ondergaan bijvoorbeeld een cultuurschok wanneer zij zien dat mannelijke studenten in Nederland hun vrouwelijke collega’s nooit laten voorgaan, en dat medewerkers lachen tijdens en om een presentatie van hun leidinggevende.
Maar ook vorm en inhoud van lesprogramma’s worden informeler (edutainment). Het ”eisen” wordt steeds moeilijker, want de student kiest zelf zijn leerroute (flexibilisering). Uit eigen ervaring kan ik zeggen dat in de algemene vergadering van de HBO-raad (de vereniging van hogescholen) de klassieke en historische plicht en roeping van het onderwijs, dat wil zeggen opleiden en vormen, een onbesproken thema is. En in de politiek en bij het ministerie van Onderwijs is het niet anders. De nadruk ligt op ”flexibele routes”, aansluiting bij arbeidsmarkt en bedrijfsleven, maximale participatie, doelmatigheid enzovoorts.
Oorzaken
Waar komt informalisering vandaan? Informaliteit is een typisch Nederlands cultuurtrekje, van oudsher. Maar er zijn andere oorzaken. Allereerst de informatie- en communicatietechnologie, die contacten dwars door verticale en institutionele grenzen mogelijk maakt.
Verder de individualisering, dankzij welke de formele kaders van gezin, school en kerk steeds minder ons gedrag bepalen.
Ten slotte is er het economische marktprincipe, dat bij uitstek relaties horizontaliseert: markten kennen geen formele en morele grenzen (daarom is het marktprincipe in het onderwijs zo gevaarlijk). Of moeten we uiteindelijk zeggen dat er achter dit alles iets schuilgaat van het ”ni Dieu, ni maître” (geen God, geen meester)?
Positieve kanten
Het is beslist niet zo dat informalisering alleen maar gevaarlijk is. Een al te formele benadering in kerk, onderwijs, gezin heeft grote nadelen gehad: geen werkelijk contact tussen ouders en kinderen, tussen student en docent, tussen gemeentelid en predikant, soms zelfs machtsmisbruik, hier en daar verstarring. Daarom heeft informalisering ook positieve kanten.
Emotionaliteit, de beleving van de student of die van het gemeentelid, krijgt meer plaats, alsmede de mogelijkheid om die bespreekbaar te maken. Mijns inziens is ook positief dat gezag belangrijker wordt dan macht. Formele macht is vandaag onvoldoende voor een leidinggevende. Hij of zij zal ook een zeker gezag moeten hebben en moeten kunnen uitleggen waarom hij ergens voor staat.
Roeping
In een tijd van informalisering ligt er een roeping en een kans voor het christelijk onderwijs. Het is de dure plicht van het onderwijs om aan de richtingloosheid onder jongeren tegemoet te komen door middel van ”Bildung”, dat wil zeggen de overdracht van normen en waarden, oriëntatie op kerk, cultuur en samenleving en dat vanuit christelijk perspectief. Daarom wil de Christelijke Hogeschool Ede dat elk van zijn opleidingen onderwijs geeft vanuit een christelijke visie op het beroep. Wij gaan ook werken aan een verplicht, opleidingsoverstijgend vormingspakket voor studenten. Maar Bildung (is onder-wíjzen) houdt in dat de een de ander de richting wijst, ofwel: er is een verticale gezagsrelatie. Dat betekent mijns inziens ook dat wij niet mogen meegaan in de moderne hype van volledig vraaggestuurd onderwijs. De student moet juist belangrijke levensvragen léren stellen.
Het tweede is dat de christelijke identiteit van de instelling leidend moet zijn bij keuzes. Een docent of manager die bol staat van kwaliteit en netwerk, maar te ”dun” is op identiteit, omdat hij of zij niet kan duidelijk maken wat het christelijk geloof voor hem of haar betekent en hoe dat in het onderwijs gestalte zou kunnen krijgen, moet op een christelijke school niet worden benoemd. Maar dan moeten wij wel weten wat ”te dun” is. Daarom gaan we het thema identiteit dit jaar expliciet agenderen.
Er is veel te zeggen over hoe de christelijke identiteit tot uiting komt of zou moeten komen. De identiteit blijkt onder andere uit gedragsregels. Een christelijke school moet een voorbeeld zijn van orde en stijl. Een van de actiepunten dit studiejaar is dan ook het ontwikkelen van een gedragscode waarin we gedragsregels, omgangsvormen en rituelen met elkaar afspreken.
Het derde is dat een school een gemeenschap moet zijn, waarin de student meer is dan klant. De CHE moet dus relatief veel investeren in studentenpastoraat, begeleiding, vorming, bezinning, vieringen enzovoorts.
In de vierde plaats betekent het dat niemand op de CHE autonoom is. Christelijke hogeschoolgemeenschap willen zijn betekent: formele verantwoording willen afleggen aan studenten, medewerkers, ouders, managers, raad van toezicht, de overheid, maar bovenal ook in de binnenkamer, aan God.
De auteur is voorzitter van het college van bestuur van Christelijke Hogeschool Ede.