‘Vissers mogen nog steeds te veel vangen’
Vissers mogen nog steeds meer vis uit de Noordzee vangen dan volgens wetenschappelijke normen verantwoord is. Van de Europese visquota die overbevissing moeten voorkomen, is bijna de helft te hoog, constateert Stichting De Noordzee in een analyse. De organisatie wijst erop dat de lidstaten van de Europese Unie jaren geleden hebben vastgelegd dat alle visquota vanaf 1 januari 2020 duurzaam moeten zijn.
„Het moment is nu”, zegt directeur Floris van Hest. „Uitstel is niet langer mogelijk.” Hij roept verantwoordelijk minister Carola Schouten „nadrukkelijk op de wetenschappelijke vangstadviezen te volgen”. In december komt ze met haar Europese collega’s bijeen om de vangstquota vast te stellen. Die liggen al jaren hoger dan wat wetenschappers adviseren. Door overbevissing is de stand van de kabeljauw in de Noordzee bijvoorbeeld al „gedaald tot onder een kritiek punt”, aldus Stichting De Noordzee.
De natuurorganisatie heeft de adviezen van Internationale Raad voor het Onderzoek van de Zee (ICES) vergeleken met de grenzen die de ministers hebben vastgesteld. Conclusie: 48 procent van de visquota is nu nog hoger dan het maximum dat de wetenschappers aanraden. De afgelopen tien jaar is er wel iets verbeterd, maar volgens de stichting gaat het te langzaam.
Ook overschrijdingen met enkele procenten kunnen op termijn leiden tot tot neergang van populaties. „Jarenlang is structureel de keuze gemaakt om het quotum te hoog te zetten. De kabeljauw is nu eigenlijk gewoon aan het instorten”, zo vat een woordvoerster van de stichting de situatie samen. „Als je steeds net boven de limietwaarde gaat zitten, gaat dat ten koste van de weerbaarheid van een soort.”
Van de visquota die aan Nederlandse vissers zijn toegewezen, ligt 37 procent volgens de analyse boven duurzaam niveau. Een groot deel van de overbevissing die daar het gevolg van is, gebeurt in wateren als de Keltische Zee en het Kanaal.