China verplicht tot opgraven van doden
Buiten China is het onbekend, in het land zelf leidt het tot onrust: de massale opgraving van overledenen, afgedwongen door de overheid.
Dankzij een zes jaar durend onderzoeksproject waarvan de resultaten onlangs werden gepubliceerd is er meer bekend over massale grafverplaatsingen in China. De aantallen zijn verbluffend, laat een van de onderzoekers, Thomas Mullaney van de Stanford Universiteit weten. In de afgelopen tien jaar zijn zeker tien miljoen doden door nabestaanden opgegraven, en verplaatst naar elders, of gecremeerd. In een cultuur waar voorouders een belangrijke rol spelen in levens van mensen, mag dit verschijnsel gerust opmerkelijk worden genoemd.
Gegevens over de verplaatsingen zijn bekend dankzij de standaardprocedure die stadsbesturen volgen. Zo wordt in de plaatselijke krant steevast aangekondigd waar en wanneer families hun graven moeten weghalen. Ook de uiterste datum waarop dat moet zijn gebeurd wordt dan vermeld, evenals de (doorgaans geringe) vergoeding die families krijgen voor de verplaatsing.
Een van de grootste en meest omstreden verplaatsingen vond plaats in 2012 in de stad Zhoukou, in de provincie Henan. In minder dan negen maanden werden daar 2,5 miljoen lichamen opgegraven en verplaatst. Om de maatregel te verzachten werd die ‘verkocht’ als project om land „voor landbouw” vrij te maken – in werkelijkheid zaten er grondspeculanten achter, die het land –ter grootte van 33 vierkante kilometer– doorverkochten aan bedrijven.
De verplichte opgravingen kenden uiterst pijnlijke situaties zoals die van de weduwe Wang Ling, die haar echtgenoot moest opgraven – hij was twee weken eerder overleden.
De druk op families om in actie te komen en de korte tijd die hen daarbij werd vergund, kwam naar voren toen een schoonzoon en -dochter werden verpletterd onder een grafsteen, toen ze die overhaast wilden laten wegtakelen.
Het ongeluk kreeg veel aandacht in de media en leidde tot grote verontwaardiging, ook vanwege de straffen die door stadsbestuurders werden opgelegd aan families als die niet snel genoeg de graven ruimden.
Woede wekten ook gevallen waarin de bestuurlijke en partijelite opgravingen van familie wisten te voorkomen door nieuwe graven rond die van hun overleden familie te plannen. Die hoefden dan immers niet te worden geruimd.
Mensen reageerden ook geschokt op beelden van familieleden die met een spade graven open maakten: herinneringen kwamen boven aan de tijd van Mao’s Culturele Revolutie (1966-1976) toen ook massaal graven werden vernield
Naarmate het project in Zhoukou vorderde, werd ook duidelijk dat de vrijgekomen grond niet voor landbouw werd gebruikt, maar in handen kwam van rijke industriëlen of speculanten in onroerend goed.
Thomas Mullaney noemt in zijn onderzoek in het bijzonder jongeren en hún reactie op de opgravingen. Zij herkenden zich in het lot van de doden, want ook jongeren voelen zich in het huidige China ontheemd en opgejaagd, zonder veilige plek om tot rust te komen. Op sociale media plaatsen ze geregeld video’s waarin ze hun verwantschap met de doden vertolken.
Op de nieuwe begraafplaatsen gaat het er evenmin waardig aan toe, omdat die vaak worden gerund door bedrijfjes die flink wat geld vragen voor een nieuwe plek. Dan zijn er nog de grafverzorgers die de graven schoonhouden – ook zij eisen vaak compensatie voor gederfde inkomsten.