Opinie

Weerwoord: Is vrijheid van meningsuiting Bijbels?

De vrijheid van meningsuiting is een groot goed. Oók in de kerk wordt dat door velen beaamd. Iedereen mag z’n zegje doen. Maar is dat wel zo Bijbels?

Ds. W. A. Zondag
25 October 2019 11:52Gewijzigd op 16 November 2020 17:20
Terughoudendheid in het spreken sluit naadloos aan op de luisterhouding. beeld iStock
Terughoudendheid in het spreken sluit naadloos aan op de luisterhouding. beeld iStock

Als wij voornoemde vraag aan Jakobus ”de broeder des Heeren” voorleggen, zal hij bedenkelijk kijken. En het antwoord luidt…: „Nee, zo is het niet.” Lees maar: „Een iegelijk mens zij ras om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn” (Jakobus 1:19). Jakobus bedoelt hiermee dat wij terughoudend moeten zijn in het spreken. Blijkbaar zegt een mens al snel te veel, veel te veel. Te veel over zichzelf, te veel over anderen, te veel over wat wij hebben en te veel over wat andere missen, te veel over wat wij doen en te veel over wat anderen nalaten… De wijze koning Salomo wees er vaak op dat bedachtzaamheid in het spreken een deugd is. Iemand „die zijn lippen weerhoudt, is kloek verstandig” (Spreuken 10:19). En „wie wetenschap weet, houdt zijn woorden in” (Spreuken 17:27).

Waarom acht de Bijbel het zwijgen hoger dan het spreken? Omdat wij zondaren zijn.

Laten wij bedenken dat de zonden uit ons hart opkomen en dat we geneigd zijn om zondige zaken in woorden naar buiten te brengen. Jesaja beleed dat zijn lippen „onrein” waren en dat hij daarom niet voor God kon bestaan (Jesaja 6:5). De Bijbel spreekt van „slangenvenijn”, dus van vergif. Paulus schrijft onomwonden: „Hun keel is een geopend graf; met hun tongen plegen zij bedrog; slangenvenijn is onder hun lippen” (Romeinen 3:13). En bedenk dat Christus ons heeft voorgehouden dat u en ik van al onze ijdele woorden eenmaal rekenschap moeten geven. Uit onze woorden zullen we veroordeeld of gerechtvaardigd worden! (Mattheus 12:36-37). Denkt u daaraan als u popelt om (weer eens) ongezouten uw mening te geven?

Moeten we dan altijd maar onze mond houden? Beter helemaal niets zeggen uit vrees dat we iets verkeerds zeggen? Nee, dat niet. De tong is immers bedoeld om God te verheerlijken. Het pinksterwonder is niet zonder reden gepaard gegaan met „tongen als van vuur.” We mogen de tong gebruiken om de Heere te bidden om alles wat we nodig hebben. De tong is bedoeld om goed van de Heere te spreken, om verantwoording af te leggen van de hoop die in ons is, om anderen te onderwijzen of te vermanen. Om Zijn Naam te belijden. Om goed te spreken over onze naasten. De apostel: „Uw woord zij allen tijd in aangenaamheid, met zout besprengd, opdat gij moogt weten hoe gij een iegelijk moet antwoorden” (Kolossenzen 4:6). Het is een gave van God als we leren in ons leven de „goede dingen” te zeggen. Dat het een vrucht is van de wedergeboorte als onze lippen Hem gaan prijzen. Laat daarom ons gebed zijn: „Heere, zet een wacht voor mijn mond, behoed de deur mijner lippen” (Psalm 141). Neem ook een voorbeeld aan de Heere Jezus. Soms zei Hij een hele tijd niets, maar schreef Hij alleen wat in het zand (Johannes 8:6 en 8).

Terughoudendheid in het spreken sluit naadloos aan op de luisterhouding. Wij moeten zijn „ras om te horen” (Jakobus 1:19a). Een leerling die zijn leraar voortdurend in de rede valt, maakt slechte vorderingen. Het is een oude wijsheid van de rabbijnen dat God een mens heeft gemaakt met één tong, maar met twee oren, opdat ze meer zullen luisteren dan spreken. De oren staan altijd gereed om onderwijs te ontvangen, maar de tong wordt omgegeven door een dubbele rij tanden en kiezen om hem in te sluiten en in te perken. Te snel onze mening geven, kan zelfs schaden. Niet alleen mijn eigen persoon, maar ook anderen. Calvijn zegt in zijn commentaar: „En waarlijk, niemand zal een goede leerjongen van God zijn, dan die Hem met stilzwijgen horen zal.” Bijbelse voorbeelden zijn er genoeg. Wij lezen van een Job die een ootmoedig mens voor God wordt en belijden mag: „Zie, ik ben te gering; wat zou ik U antwoorden? Ik leg mijn hand op mijn mond. Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren” (Job 39:37).

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Dordrecht. Weerwoord gaat in op vragen over het christelijk geloof.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer