Kom over en help
Het is zaterdagmorgen. Ik ben op weg naar mijn moeder. Onderweg loop ik langs een gebouwtje van de kerk waarvoor een vrachtwagen van de stichting Kom over en help staat. Je kunt daar kleren afgeven die bestemd zijn voor kerken in Oost-Europa.
Een goede vriend van mij zit bij de vrachtwagen om goederen in ontvangst te nemen. „Je broer is net al langs geweest met een zak met spullen”, zegt hij. Ik antwoord dat die zak waarschijnlijk van mijn moeder is en denkelijk gevuld is met door haar gebreide sjaals. Als ik bij mijn moeder ben en dit vertel, zegt zij dat dit inderdaad het geval is.
Sinds jaar en dag breit zij sjaals voor Oost-Europa. Ze maakt die van restjes wol en als de wol op is, neemt mijn zus een nieuwe wolvoorraad mee. Volgens mij zijn het er inmiddels zoveel dat je, als je de sjaals achter elkaar legt, een veelkleurig lint krijgt van hier tot Roemenië. Ik kom nooit in Roemenië maar ik stel me zo voor dat ik, als ik daar ooit zou komen, tegen talloze Roemenen aan loop met een sjaal van mijn moeder om hun hals.
De betekenis van dit alles wordt door mijn moeder in haar grote bescheidenheid volledig weggewuifd. „Het heeft niets om het lijf, maar ik voel me dan nog een beetje nuttig en het geeft wat afleiding van de dagelijkse zorgen.”
Op de een of andere manier ontroert mij dit. Mijn moeder heeft elke dag weer een zware strijd te strijden vanwege haar zwakke gezondheid en haar weduwschap, maar ze vecht dapper verder en breit sjaal na sjaal.
Via de sjaals voor Oost-Europa moest ik ineens denken aan een bijzondere vrouw uit Oost-Europa in wie ik me afgelopen weken heb verdiept: Edith Stein. Zij werd op 12 oktober 1891 geboren in Silezië, dat heden ten dage bij Polen hoort.
Edith Stein stamde uit een Joodse familie. Ze studeerde na haar gymnasiumjaren te Göttingen filosofie bij de grote filosoof Edmund Husserl, de grondlegger van de fenomenologie. Zij was zelf ook een begaafd filosofe.
Door lezing van de autobiografie van de zestiende-eeuwse mystica Teresia van Avila werd zij bekeerd tot het christelijk geloof. Zij liet zich op 1 januari 1922 dopen in de Rooms-Katholieke Kerk.
Zij werkte nadien als lerares aan een dominicaner meisjesschool te Speyer en aan een pedagogische academie in Münster. In 1934 moest zij echter vanwege Hitlers ”Berufsverbot” haar werk neerleggen. Daarna trad zij in in het klooster van de karmelietessen te Keulen. In 1938 werd het hier te gevaarlijk voor haar en vluchtte ze naar het karmelietessenklooster te Echt in Limburg.
Op zondag 2 augustus 1942 stopte een auto van de SS voor de deur van het klooster en werd Edith Stein uit het klooster gehaald. Via Amersfoort en Westerbork is ze naar Auschwitz gedeporteerd, waar ze op 9 augustus aankwam en nog diezelfde dag werd vergast.
In het indrukwekkende boek ”Mijn weg naar de waarheid” vertelt de schrijver, P. Romaeus, hoe Edith Stein in Auschwitz naar een grote ruimte moest gaan, waar naar zeggen van de Duitsers douches waren (maar wij weten dat het gaskamers waren). Hier moest zij haar kleren aan een hanger hangen. Op iedere kleerhanger stond een nummer en daar hing een bordje bij: ”Onthoudt u uw kleerhangernummer zodat u na het douchen uw kleren weer gemakkelijk kunt terugvinden.”
Deze kleerhanger met het bordje erbij is in mijn ziel blijven haken als een soort tegenhanger van de sjaals van mijn moeder. Waar in het ogenschijnlijk kleine van een sjaal breien zich iets van het licht Gods kan onthullen, kan het omgekeerde ook het geval zijn: In het ogenschijnlijk kleine detail van een kleerhanger onthult zich het kwaad in zijn absolute vorm. De drager van dit kwaad vermoordt niet alleen een voornaam en edel mensenkind, maar hij bedriegt haar ook nog in het uur van haar dood door de illusie te scheppen dat zij na het douchen de kleren weer aan mag doen en mag voortbestaan.
Maar God ziet het goede en Hij doorziet het kwaad.
De auteur is historicus en filosoof. Hij werkt als docent aan de Driestar hogeschool te Gouda.