RIVM: ,,Stikstofmodel maakt vooruitkijken mogelijk''
Modellen waarmee het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) berekeningen over stikstof maakt zijn niet onfeilbaar. Ze zijn wel voortdurend in ontwikkeling. Momenteel is de onzekerheidsmarge van de cijfers gemiddeld zo’n 30 procent, vertelt RIVM-onderzoeker Addo van Pul. "Er kunnen lokaal uitschieters zijn tot 70 procent."
Omdat het RIVM zo’n stempel drukt op het beleid, wordt het instituut kritisch bekeken. CDA en SGP zetten dinsdag vraagtekens bij de rekenmodellen van het RIVM en boeren die de methodiek niet vertrouwen, hebben aangekondigd dat ze volgende week bij het kantoor van het instituut in Bilthoven gaan demonstreren.
Een groot voordeel van rekenmodellen is dat je er toekomstverwachtingen mee kunt opstellen, zegt Van Pul. “Met alleen metingen kun je nooit vooruitkijken.” Dat wil niet zeggen dat het RIVM alleen op de modellen vertrouwt. Het instituut meet doorlopend allerlei chemische stoffen in de lucht, waaronder stikstof. “Het model volgt die metingen.”
Zo meet het RIVM de concentraties ammoniak in de lucht in 82 natuurgebieden. Ammoniak is een verbinding van stikstof en waterstof. Verder wordt in de Oostelijke Vechtplassen, op de Hoge Veluwe en in het Bargerveen de zogeheten depositie gemeten. Dat is de mate waarin stikstof neerkomt op de grond. Te hoge concentraties kunnen ertoe leiden dat bepaalde plantensoorten verdwijnen, doordat ze worden verdrongen door soorten die onder invloed van stikstof gaan woekeren. Bodemmetingen doet het RIVM niet. Die werden in 2014 wegbezuinigd, maar worden mogelijk heringevoerd.
Rekenmodellen zijn volgens het RIVM noodzakelijk, omdat overal in het land meten ondoenlijk en veel te duur zou zijn. Bovendien neemt het instituut in de modellen ook de bron mee. “Anders kan niet worden bepaald hoe effectief maatregelen zullen zijn.” Zowel boeren als industriële bedrijven moeten hun uitstootgegevens doorgeven.
Volgens de cijfers van het instituut is de landbouw verantwoordelijk voor 46 procent van de stikstofdepositie. Van Pul legt uit dat ammoniak uit mest, die stikstof bevat, enkele uren in de lucht blijft hangen. “Stel dat de windsnelheid 18 kilometer per uur is. Dan kan ammoniak van een veehouderij dus tientallen kilometers verderop terechtkomen.”
Stikstofoxiden van het wegverkeer en de industrie blijven veel langer in de lucht dan ammoniak. Stikstof uit deze hoek komt daardoor minder in de natuur terecht, maar de uitwerking is net zo goed vervuilend: te veel stikstof in de lucht leidt tot fijnstof en hoge concentraties daarvan veroorzaken gezondheidsschade.