Column: Spijbelen en staken voor de goede zaak
Beroepsspijbelaar ben ik nooit geworden. Maar ik herinner me goed de eerste keer dat ik het deed. Ik zat nog op de basisschool in Genemuiden. Er was brand uitgebroken in de fotowinkel in de Langestraat. In de middagpauze keken we naar de brandweer die het vuur bestreed. Dat was aan het eind van de pauze nog niet gelukt. We besloten dat het daarom nog te vroeg was om terug te gaan naar school.
Toen even later de brand meester was, vonden wij het daarvoor uiteraard weer te laat. Dus gingen wij zwemmen in het Varkensgat. De pret duurde niet lang. Spoedig hadden ouders ons ontdekt. Met de staart tussen de benen moesten wij voor de meester verschijnen!
Ik dacht hieraan terug toen ik recent gepolst werd door een directeur van een andere ontwikkelingsorganisatie. Ze vroeg mij: wil Woord en Daad meedoen aan de klimaatstaking op 27 september?
Kleine mensen spijbelen, grote mensen staken. Eerder dit jaar haalden de ”klimaatspijbelaars” het nieuws. Leidinggevenden van reformatorische scholen reageerden kritisch. De Driestardirectie stelde de leerlingen als alternatief voor om de regering een petitie aan te bieden. Een Lodenstein-locatiemanager zei tegen de Volkskrant dat staken (en spijbelen) alleen geoorloofd is als je echt moet kiezen tussen God en mensen, zoals in de Tweede Wereldoorlog. Toch bood hij een escape: „Wat als een leerling zegt: ik móét dit doen, anders gaat de aarde te gronde? Bij dat soort gewetensnood is het anders.”
De kritische houding tegenover spijbelen en staken komt voort uit onze visie op het vijfde gebod: eer je ouders, en allen die door God over je gesteld zijn. De bezwaren tegen staken hadden vanouds vooral betrekking op het staken van werknemers voor betere arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden.
Dat die bezwaren nog actueel zijn, zie je op de website van de RMU. Staken wordt daar om principiële redenen afgewezen, meedoen aan manifestaties (in eigen tijd en op eigen kosten) wordt aan het individuele geweten overgelaten.
Met dit alles in gedachten antwoordde ik de directeur die Woord en Daad polste om mee te doen met de klimaatstaking: „Beste …, Woord en Daad maakt zich zorgen over klimaatverandering en de levensbedreigende gevolgen voor mensen in ontwikkelingslanden. Niet iedereen in onze achterban deelt echter die overtuiging, dus het vraagt wijsheid met hen hierover in gesprek te zijn. Daarnaast staat onze achterban vrij breed afwijzend tegenover staken.”
Achteraf denk ik er nog eens over na. Die klimaatstaking, was die niet meer een maatschappelijk protest dan een heuse ouderwetse staking? Ik heb althans niets gehoord van boze werkgevers…
Mijn hersens kraakten nog meer toen ik vorige week dinsdag Kees van der Staaij op het Malieveld zag, als een vis in het water tussen de stakende boeren. Die doen sowieso alles in eigen tijd en op eigen kosten. Ondanks het ernstige verkeersinfarct en omvergereden hekken stak Van der Staaij de boeren een royaal hart onder de riem. Hij prevelde vervolgens nog iets van: „Ik hoop dat het een waardig protest mag zijn…” Maar dat innerlijke tweestrijdje ging verloren in het tractorgetoeter.
Reformatorische christenen gaan niet gauw de straat op. Maar als het móet, doen ze het. De jaarlijkse Mars voor het Leven is daarvan het bewijs. Op zaterdag, op eigen kosten. Dan gaat het over zaken van leven en dood, helaas weer actueel.
Maar gaat klimaatverandering inmiddels ook niet over leven en dood? Vraag het aan mensen in Bangladesh of Haïti en ze zullen het je duidelijk maken. Zo bezien kunnen de klimaatacties van de afgelopen weken aanleiding zijn om nog eens fris na te denken: Waar maken we ons druk over? Voor wat gaan we wanneer de straat op?
Resteert de vraag: hoe krachtig zijn dit soort maatschappelijke acties? Dat hangt af van de geloofwaardigheid van de deelnemers. Hoe groot is hun eigen voetafdruk? Zo bezien gaat de daad altijd aan het woord vooraf. Ter geruststelling van diegenen die niet direct de straat op willen, maar wel goede rentmeesters van de schepping willen zijn.
De auteur is politiek adviseur bij Woord en Daad.