Verschil rijk en arm staat geluk in Nederland in de weg
Ondanks de welvaart is er in Nederland een gevoel van onbehagen. Rijkdom is in ons land ongelijk verdeeld. Uiteindelijk draait het in de economie niet om economische groei, maar om het bevorderen van het geluk en de kwaliteit van de samenleving.
Nederland staat er relatief goed voor, zo hoorden wij op Prinsjesdag. De overheidsfinanciën zitten in een ruim jasje, op de arbeidsmarkt heerst krapte. Beide zijn tekenen van welvaart. Maar toch is er bij velen een sluipend gevoel van onbehagen. Dat heeft niet alleen te maken met de onzekerheid over de toekomst of de huidige milieuproblematiek. Nee, als je het onbehagen moet duiden, zit dat vooral in de vraag of de welvaart wel eerlijk verdeeld is.
Dit onbehagen is gekoppeld aan de wijze waarop onze economie vorm heeft gekregen in de afgelopen tien jaren. Na de economische crisis is op veel overheidsvoorzieningen bezuinigd en zelfs nu de Miljoenennota een riant overschot laat zien, klagen gemeenten over voortgaande bezuinigingen. Hun sociale taken komen in het gedrang. Ook is de arbeidsmarkt de laatste tien jaar erg geflexibiliseerd. De balans tussen flexibiliteit en de zekerheid van een vaste baan komt daardoor onder druk. Het terugdringen van de overheid en het flexibiliseren van de markt zijn kenmerken van het zogenaamde neoliberale model. Dat roept de vraag op hoe rechtvaardig een markteconomie is. Moet de economie rechtvaardiger worden ingericht om het onbehagen weg te nemen?
Gelijk behandeld
Rechtvaardigheid speelt in het denken en voelen van mensen een enorm belangrijke rol. Wij kunnen ons flink kwaad maken over misstanden die tegen rechtvaardigheid indruisen. Gelijke gevallen moeten gelijk behandeld moeten worden, volgens rechtvaardigheid. Maar dit laat de beslissende vraag open: Wat zijn dan gelijke gevallen? Onder welke condities zijn mensen gelijk of ongelijk? Is er gelijkheid als mensen allemaal hetzelfde inkomen krijgen? Of is er al gelijkheid als mensen dezelfde kansen krijgen, waarbij de een die pakt en een beter inkomen krijgt dan een ander die kansen laat schieten?
Op deze vragen zijn heel verschillende antwoorden gegeven. Zo stelt het absolute egalitarisme dat er geen enkele reden is die een ongelijke uitkomst rechtvaardigt. Mensen zouden een volstrekt gelijk inkomen moeten krijgen. Ervaring wijst uit dat dit de dood in de pot is. Een alternatief is het zogenaamde verschilprincipe. Dat staat wel ongelijkheid toe. Maar het doel moet dan wel zijn om de minst bevoordeelde groepen hiervan maximaal te laten profiteren.
Voorts kennen wij het behoefteprincipe, vaak gekoppeld aan het draagkrachtprincipe. In de Bijbel zien wij een voorbeeld daarvan als de Israëlieten in de woestijn manna van God ontvangen. Iedereen kan daar naar behoefte van nemen. De apostel Paulus doet een beroep op het draagkrachtprincipe, als hij christenen oproept naar vermogen bij te dragen aan een collecte voor de armen in Jeruzalem.
Een heel ander principe is het zogenaamde kapitalistische principe van rechtvaardigheid. Mensen moeten beloond worden naar de bijdrage die zij leveren. Tot slot is er nog wat je zou kunnen noemen het vrijheidsprincipe, dat stelt dat elke verdeling rechtvaardig is, zolang in het economische proces de vrije keuze van mensen wordt gerespecteerd. Bill Gates mag schatrijk zijn, simpelweg omdat consumenten zelf graag de prijs betalen voor een product van Microsoft. Een bedelaar in India is straatarm, omdat hij niets te bieden heeft waar mensen graag iets voor willen betalen. Dit vrijheidsprincipe past het beste bij het neoliberale model.
Op gespannen voet
Het is duidelijk dat al deze verschillende principes op gespannen voet met elkaar kunnen staan. Mensen beoordelen de rechtvaardigheid van de markteconomie ook verschillend. Dat komt dus door het toepassen van verschillende gelijkheidsprincipes. Vaak speelt ook de context mee bij welk principe het meest relevant is. Maar het mooiste is als de economie zoveel mogelijk aan de verschillende principes voldoet. De economie respecteert dan de vrijheid van mensen, beloont hen naar hun bijdrage, voorziet in de minimale behoeften van mensen en brengt een redelijke gelijkheid in welvaart en kansen teweeg. In hoeverre benadert het neoliberale model dit ideaal?
Laten wij eerst naar een paar globale trends kijken. Zo is het percentage mensen in absolute armoede wereldwijd in de periode van toenemende internationale marktwerking tussen 1820 en 2015 gedaald van ongeveer 90 procent naar 10 procent. Als wij rechtvaardigheid definiëren met het behoefteprincipe (het voorzien in minimale behoeften), lijkt marktwerking dus bij te dragen aan rechtvaardigheid. Dat geldt ook voor allerlei andere zaken die van groot belang zijn voor een menswaardig bestaan, zoals scholing en gezondheidszorg.
Veel miljonairs
Voor de gelijkheid in inkomen ligt dat anders. Vanaf begin twintigste eeuw tot aan de jaren zeventig of tachtig ging economische groei gepaard met een afname van de inkomensongelijkheid, maar vanaf die tijd is die in veel westerse landen weer gaan toenemen. Dit strijdt bijvoorbeeld met het verschilprincipe. Opvallend is wel dat Nederland hier een uitzondering op vormt; hier is de inkomensongelijkheid nauwelijks toegenomen. Waar komt in Nederland dan dat gevoel van onbehagen vandaan? Een mogelijke verklaring is dat, ondanks het feit dat de inkomensongelijkheid in Nederland heel redelijk is, dat niet geldt voor vermogensongelijkheid. Deze is in Nederland juist erg hoog en de laatste jaren alleen maar gegroeid. Nederland telt dus relatief veel miljonairs, terwijl velen maar weinig geld en bezit hebben.
De vraag rijst in hoeverre de geschetste trends nu echt met het neoliberale model te maken hebben. Uit ons onderzoek blijkt dat West-Europese landen met een goed juridisch systeem dat eigendomsrechten effectief beschermt, maar ook voldoende overheidsbemoeienis kent, minder ongelijkheid kennen dan landen waar overheidsinmenging veel minder groot is. Verder zien wij dat inkomensongelijkheid het gemiddelde geluksniveau in een land doet afnemen en ook het vertrouwen aantast dat mensen in elkaar hebben, en daarmee de kwaliteit van het samenleven. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat de huidige maatschappelijke tendens in Nederland, waarbij het neoliberale model steeds meer onder kritiek komt te staan, goede gronden heeft.
Complex
Wat kunnen wij leren uit het voorgaande? Het verband tussen marktwerking en rechtvaardigheid is complex. Er bestaan verschillende rechtvaardigheidsstandaarden die alle zeggingskracht hebben, maar in concrete situaties tot tegengestelde beoordelingen leiden. Als we ons hiervan bewust zijn, vergroot dat ons begrip van de complexiteit en contextualiteit van rechtvaardigheid.
Ook als wij kijken naar de resultaten van economisch onderzoek, is het beeld genuanceerd. Maar het neoliberale model kan zeker schade doen aan ongelijkheid en daarmee aan het geluk van mensen en het onderlinge vertrouwen. Het is daarom belangrijk om bij de beoordeling van economische plannen steeds aandacht te geven aan de relatie tussen economie en ethiek. Het lijkt erop dat dit besef recent ook in de Nederlandse politiek is gegroeid, getuige de draai van de VVD inzake dividend- en vennootschapsbelasting. Ook de steun voor een verschuiving van vermogensbelasting van middengroepen naar rijkere huishoudens is daar een voorbeeld van. Uiteindelijk draait het in de economie niet om economische groei, maar om het bevorderen van het menselijk geluk en de kwaliteit van de samenleving. Daarom is het nodig om steeds nauwlettend na te gaan hoe voorkomen kan worden dat (vaak onbedoeld) de tweedeling in de samenleving toeneemt.
De auteurs zijn respectievelijk hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek en promovendus aan Tilburg University. Dit artikel is een samenvatting van een lezing die prof. Graafland op 19 september in Utrecht hield voor onderwijsvakbond AOb/CVHO.