Beperkte tolerantie of afgedwongen integratie
De inhoud van het salafistisch onderwijs roept terecht verontrusting op. Maar zal bij eventuele tegenmaatregelen het reformatorisch onderwijs buiten schot blijven? Ook daar verzet men zich immers tegen allerlei moderne opvattingen. Hoe maken we het verschil duidelijk?
Toen een eeuw geleden de onderwijspacificatie tot stand kwam, zal men niet gedacht hebben dat eens ook tal van islamitische scholen deel uit zouden maken van ons onderwijsbestel. Inmiddels volgen ruim tienduizend jongeren islamitisch onderwijs. Nu zijn daar variaties in wat betreft de mate van orthodoxie, maar de strenge, salafistische stroming is hier duidelijk present. Dat geldt zeker voor de particuliere weekendscholen.
Recent kwam daar wat van naar buiten. Dat leidde tot forse reacties. Was hier geen reden om in te grijpen en werd het geen tijd om het grondwetsartikel over de vrijheid van onderwijs te herzien?
Consequenties
Zo’n herziening zal ongetwijfeld ook consequenties hebben voor die sectoren van het christelijk onderwijs waar men de Bijbel serieus wil nemen. Denk aan het toelatings- en benoemingsbeleid en aan hoe men omgaat met zaken als evolutie, huwelijk, homoseksualiteit en transgenders.
Er is immers een grote kloof tussen veel wat in onze tijd normaal gevonden wordt en hetgeen de Bijbel daarover leert. Het relativisme waarin ieder zijn eigen weg mag en moet zoeken, staat tegenover de absolute waarheidsclaim van de Bijbel: „Dit is de weg, wandel daarin” (Jesaja 30:21).
Dat veel moslims ernstige bedenkingen hebben tegen de losse seksuele moraal in onze maatschappij (inclusief de volledige acceptatie van homoseksuele relaties) kunnen we goed begrijpen. Die forse bedenkingen hebben wij immers ook. Als in een moslimleerboek gesteld wordt dat Allah homoseksualiteit verafschuwt, dan kan een Bijbelgetrouw christen weten dat dit ook in de Bijbel aangeduid wordt als een gruwel (Leviticus 18:22) en als een schandelijkheid (Romeinen 1:27).
Maar er zijn ook fundamentele verschillen. Dan gaat het er niet alleen om dat volgens de salafistische leer jongens en meiden elkaar zelfs niet mogen aankijken. Van groot belang is ook de acceptatie van het overheidsgezag. Christenen weten vanuit Romeinen 13: „De machten die er zijn, die zijn door God geordineerd.” Voor strenge moslims is het een principieel probleem om zich te schikken onder een niet-islamitische overheid. Voor hen gelden slechts de wetten van Allah.
Vandaar dat er bij de dekolonisatie van het vroegere Brits-Indië twee staten ontstonden: het seculiere India en het islamitische Pakistan. De moslims wilden niet dat het bestuur van de ongelovige Britten zou worden vervangen door een staatsbestel waarin de hindoes zouden domineren.
Christenen zullen loyale onderdanen zijn van een seculiere staat, ook al zijn ze het principieel oneens met veel wetten en praktijken. Pas als ze gedwongen worden om dingen te doen die tegen hun geweten ingaan, ontstaat er een fundamenteel probleem.
Grenzen
Wat zou de staat moeten doen tegen het onderwijs in salafistische geest? Waar liggen de grenzen van wat getolereerd kan worden? Die liggen in ieder geval verschillend voor het officiële onderwijs en voor wat moslimgroeperingen verder zelf organiseren.
Dat laatste is te vergelijken met catechisaties, zondagsscholen en jeugdwerk in christelijke kring. Als die een Bijbels karakter dragen, zullen ze ook botsen met de overheersende liberale levensovertuiging. Wat daarin wordt uitgedragen, zal wellicht ook afkeer oproepen in de moderne samenleving. Maar hopelijk blijft de overheid daarbuiten.
Oproepen tot geweld kunnen in onze rechtsorde natuurlijk niet getolereerd worden. Maar een oproep om zich afzijdig te houden van de samenleving is nog weer een ander verhaal. Christenen weten ook van de Bijbelse oproep om aan deze wereld niet gelijkvormig te worden (Romeinen 12:2). En de salafistische vermaning om niet in Nederland te blijven, maar naar een islamitisch land te gaan, is helemaal niet zo verkeerd. Deed men dat maar!
In beklaagdenbank
In heel de ophef over islamitisch onderwijs zijn vooral twee dingen van belang. We moeten duidelijk maken dat orthodoxe christenen op wezenlijke punten heel anders in de maatschappij staan dan salafistische moslims. Maar ook moeten we beseffen dat we ons niet zonder meer kunnen aansluiten bij het liberale kamp dat ach en wee roept over religieus fundamentalisme en intolerantie. Want dan komen we onszelf straks in de beklaagdenbank tegen.
Segers (ChristenUnie) ging daarin veel te ver: hij poneerde dat niet-vrijheidslievende godsdiensten zouden moeten worden aangepakt. Opmerkelijk was dat het liberale NRC Handelsblad in zijn commentaar meer ruimte voor afwijkende opvattingen wilde laten dan hij deed. Daarin werd beklemtoond dat onze democratische rechtsstaat een pluriforme identiteit heeft.
Duidelijk is ook dat excessen op moslimscholen er gemakkelijk toe leiden dat bij het gros van de bevolking heel het confessionele onderwijs in diskrediet raakt. Moet ons belastinggeld daarvoor gebruikt worden? Zo langzamerhand ontstaat er een meerderheid die dat soort onderwijs maar helemaal wil afschaffen of in ieder geval veel sterker wil binden aan de heersende waarden en normen. Dat laatste proces zal wellicht geleidelijk gaan, maar is daarom niet minder bedreigend.
Strenge confessionele scholen, islamitisch of reformatorisch, zouden ook een belemmering zijn voor de integratie van de verschillende bevolkingsgroepen. Tot op zekere hoogte is dat waar. Maar daarbij moeten we wel bedenken dat afgedwongen integratie gemakkelijk ook spanningen en conflicten kan opleveren. Zo zijn we in Nederland gehecht aan een vrije schoolkeuze. In gemeenten waar die sterk ingeperkt is, roept dat verzet en vluchtgedrag op.
Kenmerkend voor onze samenleving is dat mensen een grote mate van keuzevrijheid hebben. Keuzevrijheid als het gaat om hun levenspartner, hun vrienden en hun kennissen. Keuzevrijheid als het gaat om school, opleiding, beroep, werkkring en woonplaats. Uiteraard binnen de grenzen van hun mogelijkheden.
Etnische en religieuze minderheden hebben de vrijheid om zich voornamelijk in eigen kring te bewegen. Uiteraard is het wenselijk dat ze zich ook verbonden weten met de bredere maatschappij, maar dat wordt voor hen moeilijker naarmate de daar gangbare opvattingen en gedragspatronen sterk afwijken van wat in hun kring gebruikelijk is en normaal gevonden wordt. Dat geldt zowel voor moslims als voor christenen.