‘Potten uit beerput door Rembrandt gebruikt’
Twee potten, zogenoemde grapen, die in 1997 in de beerput van het huis van Rembrandt in Amsterdam zijn gevonden, zijn zeer waarschijnlijk door hemzelf in zijn atelier en voor zijn werk gebruikt. Dat zegt Museum Het Rembrandthuis, nu gevestigd in hetzelfde pand, na uitvoerig onderzoek.
„Daar is uitgekomen dat een van de potten restanten van zogeheten kwartsgrond bevat: een mengsel waarmee alleen Rembrandt zijn doeken prepareerde, voordat hij ging schilderen”, aldus het museum.
„Hiermee kunnen we de potten beschouwen als komend uit het bezit van Rembrandt. Dat maakt ze tot echte relieken”, zegt Leonore van Sloten, conservator van Museum Het Rembrandthuis. Het is aannemelijk dat hij zelfs De Nachtwacht met het mengsel uit dit potje heeft geschilderd, maar dat moet nog worden onderzocht.
Het mengsel van kwarts en klei was voor Rembrandt waarschijnlijk uit praktisch én financieel oogpunt handig, denkt Van Sloten. „Doorgaans bereidden schilders hun doeken voor met twee lagen verf: eerst een laag rode oker om de structuur van het doek te egaliseren, gevolgd door een grijze laag loodwithoudende verf. Kwarts was niet alleen betaalbaarder en in één laag dekkend als ondergrond voor een schilderij, maar kwartsgrond houdt bovendien het doek flexibel. Heel handig voor grote formaten.”
Uit de recente onderzoeken kwam ook het gebruik van een (zeer giftig) pigment naar voren, dat nog niet eerder in het werk van Rembrandt was vastgesteld. Het gaat om koningsgeel of orpiment en werd gevonden in de Man met de rode muts en de Joodse bruid. „Het pigment heeft bij aanvang een buitengewone kleurkracht, maar het verkleurt na verloop van tijd.” De schilderijen in kwestie hebben er aanvankelijk dus iets anders uitgezien.
Museum Het Rembrandthuis presenteert de ontdekkingen op de tentoonstelling Laboratorium Rembrandt; Rembrandts techniek ontrafeld. Deze is vanaf zaterdag te bezoeken.