Preken met gebreken kunnen kracht doen
Er gaat weinig uit van de gereformeerde gezindte. Refo’s zijn in onze samenleving vooral folklore geworden, geschikt voor het museum. Dat komt volgens sommigen door de prediking. De werkelijke oorzaken liggen echter dieper.
Er wordt nogal eens kritiek uitgeoefend op de prediking die onder bevindelijk gereformeerden plaatsvindt. De leer van de verkiezing zou overheersen. Er zouden rigide bekeringsschema’s gehanteerd worden en allerlei belemmeringen opgeworpen worden om de toevlucht tot Jezus te nemen. Er zou voorgeschreven worden dat een bepaalde diepte van ellendekennis nodig is alvorens men tot Jezus mag gaan. Het resultaat zo’n prediking zou zijn dat veel mensen hun hele leven worstelen met geloofsonzekerheid. En het feit dat velen zo met zichzelf bezig zijn, zou ervoor zorgen dat de gezindte erg in zichzelf gekeerd is.
Het is de vraag of deze analyse klopt. De ervaring leert dat van bekommerde „stillen in den lande” veel kan uitgaan, soms meer dan van verzekerde christenen. Juist zij kennen menigmaal een teer en nabij leven dat een goede reuk van Christus geeft. En wat de prediking betreft: er lijkt hier op zijn minst sprake te zijn van een karikatuur. Ik kan mij tenminste niet herinneren wanneer ik voor het laatst een preek heb gehoord die voldeed aan de beschrijving die zojuist gegeven werd.
Maar dat er in het algemeen weinig uitgaat van de gereformeerde gezindte, kan moeilijk ontkend worden. De kostelijke kinderen Sions, tegen fijn goud geschat, zijn nu gelijk gerekend aan de aarden flessen (Klaagliederen 4:2). De Naam van de Heere wordt weinig in woorden en werken geprezen (Heidelbergse Catechismus vraag 99). En de vraag of dat met de prediking te maken heeft, is dan opportuun. Het geloof is immers uit het gehoor, en het gehoor door het Woord Gods (Romeinen 10:17). De verkondiging van het heilig Evangelie is de sleutel voor het hemelrijk (HC vraag 84).
Opwekking
Tegelijk ligt het niet erg voor de hand dat de prediking hét grote probleem is. Want hoe komt het dat hetzelfde type preken pakweg 75 tot 100 jaar geleden soms zoveel meer uitwerkte dan nu het geval is? Hoe komt het dat in tijden van opwekking ogenschijnlijk droge preken die de soevereiniteit van God sterk benadrukken, gebruikt werden voor zoveel bekeringen? Hoe komt het dat de prediking van de Heere Jezus Zélf soms weinig vrucht droeg, terwijl Hij ongetwijfeld altijd op even volmaakte wijze preekte?
Uiteraard komt dit doordat het niet alleen gaat om de goede verkondiging van het Woord, maar ook om de werking van Gods Geest. Alleen wanneer de Heilige Geest het Woord bekrachtigt, doet de prediking nut. En wanneer de Geest dat doet, blijken zelfs preken vol gebreken wonderbaarlijke kracht te kunnen doen.
Dat is geen toeval. Het heeft God behaagd door de „dwaasheid” der prediking zalig te maken die geloven (1 Korinthe 1:21)! Natuurlijk betekent dat geen pleidooi voor preken met gebreken. Maar Gods Geest moet het uiteindelijk doen.
Zonden in de kerk
Gods Geest werkt soeverein, maar kan bedroefd en weerstaan worden (Efeze 4:30, Handelingen 7:51). Dat gebeurt doordat wij zondigen. Het kan niet anders of onze zonden moeten dan ook uiteindelijk de grote oorzaak zijn van de grauwsluier die er over de kerk ligt. Zonden in de kerk welteverstaan.
De brieven aan de zeven gemeenten in Azië in Openbaringen 2 en 3 laten zien wat die zonden zoal kunnen zijn. Ze zijn erg actueel: verkoude liefde (Efeze), afgodendienst en hoererij (Pergamum en Thyatira), schijngeloof (Sardis) en lauwheid (Laodicea).
Wat te doen in zo’n toestand? Iemand die veel en diep over deze vraag heeft nagedacht, is John Owen (1616-1683). Diverse werken getuigen daarvan, zoals ”Gods gewone handelingen met zondige landen en kerken” en ”Dreigende oordelen”. Owen is in het laatste boekje intens persoonlijk: „Sommigen van u weten dat ik heb gesproken uit de vaste overtuiging dat de wolken die zich samentrekken, in hun eerste storm zullen vallen op het volk van God (…) Ik heb u jaren lang gewaarschuwd dat het zou komen.” Hij zocht de oorzaken niet buiten zichzelf: „De tegenwoordige gesteldheid waarmee ik heb te worstelen in mijn eigen geest is een droevige gerustheid.” Hij spreekt recht uit zijn hart: „Ik wil nu alleen vertellen de bevinding van mijn eigen hart en waarmee ik werkzaam ben.”
Niet getuigen
In een van de preken noemt hij de volgende bewijzen van een tijd van verval: een gevoel van dorheid op de geest van de meest verstandige christenen, gebrek aan liefde tussen kerken, kerkleden en belijders, en een gemis van vermaak en naarstigheid in de ordinanties van de evangelische godsdienst. In een andere preek noemt Owen in de toepassing meerdere redenen waarom God Zijn aangezicht verbergt: liefde tot de wereld, lauwheid en sleur in geestelijke plichten, en (opvallend) het niet getuigen tegen de wereld. Over dat laatste zegt hij: „God heeft ons geboden dat wij voor Christus, en voor de heerlijkheid en voor de eer van Zijn wegen een groot getuigenis zullen geven tegen de wereld.”
Owen benadrukt dat kinderen Gods bij elkaar moeten komen om over deze dingen te spreken. Zij moeten bovendien naar het voorbeeld van Daniël met gebeden en smekingen aan Jezus Christus vragen: „Hoe lang zal deze verwoestende afval duren?” Ze moeten treuren over de zonden die in de wereld zijn, en een schuilplaats zoeken.
De zonden van zijn tijd hebben Owen verdrietig gestemd. Hij worstelde ermee. Maar hij was niet wanhopig. Zijn preek over „De rechtvaardige zal door het geloof leven” (Habakuk 2:4) laat dat zien. „Geloof zal in zulk een tijd de ziel brengen tot zulk een bevindelijke kennis van het gezag van Christus, dat zij alle andere dingen licht zal achten.”
Wet en oordeel
Terug naar het spreken over preken met gebreken. Het is opmerkelijk dat veel kritiek zich toespitst op de wijze waarop het Evangelie verkondigd wordt, op de toe-eigening van het heil. Het gaat vrijwel nooit over de prediking van de wet. Maar misschien is in onze tijd van verval juist daar meer dan ooit behoefte aan: een ontdekkende prediking van wet en oordeel, die niet zwijgt over de toorn van God. Zoals Owen dat deed.