„Verwachting voor bekering Joden vanwege Gods verbondstrouw”
De verwachting dat vele Joden tot bekering zullen komen, is gefundeerd in de onveranderlijkheid van Gods verbond. Ds. J. B. Zippro zei dat dinsdag in Woerden tijdens de derde ambtsdragersconferentie van het Steunfonds Israël.
De predikant van de gereformeerde gemeente in Terneuzen belichtte de vraag: ”Het verbond met Abraham, ook met Israël vandaag?” In een aantal dogmatieken zocht hij het antwoord tevergeefs. Hij schetste de Bijbelse lijn aan de hand van tal van teksten: „Voortdurend blijkt dat Gods verbondstrouw niet teniet gedaan wordt door Israëls ontrouw. Ondanks hun afwijzing van Christus worden de Joden aangesproken als kinderen der profeten en des verbonds.”
Er kwam voor de heidenen geen nieuwe olijfboom, maar ze werden bij Israël ingeënt.
De kanttekeningen op het Oude Testament betrekken teksten soms op het geestelijke Israël, andere keren trekken ze de lijn naar Romeinen 11. Theodorus van der Groe zei in een preek over dat hoofdstuk: „En daar de Joden ook nu nog Gods volk zijn en voor eeuwig blijven, daarom zal hun droevige verstoting eenmaal ophouden.” Johannes Calvijn stelde dat nog eerder de wereld omgekeerd zou worden dan dat de Heere Zijn verbond met Israël teniet zou doen.
Joden- en christenhaat
Jodenvervolging was in de eerste eeuwen na Christus vaak een voorbode van christenvervolging, zei prof. dr. A. Baars. „Als het christendom niet meer in een machtige positie verkeert, kan antisemitisme zomaar weer een voorbode zijn van haat tegen het christendom.”
Beide vormen van verdrukking hadden volgens de christelijke gereformeerde emeritus hoogleraar een gemeenschappelijke wortel: joden- en christendom stonden haaks op de heersende moraal, ze werden van atheïsme beschuldigd omdat ze niet wilden meedoen met de heersende godsdienst, en het wekte haat dat ze zeiden de absolute waarheid te hebben.
Omdat Israël drager is van de verbondsbeloften, wordt het bestaan van Israël voortdurend bedreigd, zei prof. Baars. „Antisemitisme ontstond niet door de opkomst van het christendom, zoals is beweerd. De Jodenhaat was er al eeuwen eerder.”
Joden hadden als gevolg van hun loyaliteit aan de Romeinen het voorrecht gekregen naar hun eigen tradities en godsdienst te mogen leven. Tegelijk kwamen ze in delen van het wereldrijk steeds meer in de knel te zitten. Vanuit Egypte werden bewust kwalijke geruchten over hen verspreid. Ze zouden zich schuldig maken aan haat tegen het menselijk geslacht, aan rituele moord en kannibalisme.
Bij christenen was er hetzelfde patroon: er werd bewust een negatief beeld van hen geschapen en er werden identieke beschuldigingen tegen hen geuit. Christenen waren een gemakkelijker prooi, want Joden werden door hun oude rechten beschermd. Voor christenen was er ook minder respect doordat ze een Gekruisigde navolgden: de kruisdood werd alleen aan opstandelingen en slaven voltrokken.
Joden en christenen bestreden ook elkaar. In begrijpelijke teleurstelling over de onbekeerlijkheid van de Joden gingen sommige kerkvaders te ver in hun uitspraken, zei prof. Baars. Ze gebruikten karikaturen die ooit tegen het christendom waren gebruikt. Karikaturen zijn lonten in de tondeldoos van de vervolging.
„Wie de Joden in aanraking wil brengen met het Evangelie, moet rekening houden met de diepe littekens die het antisemitisme heeft nagelaten. Dat laat onverlet dat christenen geroepen zijn de Bijbelse boodschap onverkort de Joden aan het hart te leggen.”
Overvloedig
Er zal een tijd komen dat de Heere Zijn kerk overvloedig met Zijn Geest en genade zal bezoeken, zei ds. P. den Ouden in een meditatie over Jesaja 66:18-20. „Er komt een overvloedige heilstijd, waarvan Pinksteren volgens John Owen een zwak voorspel is. De bekering van de Joden zal hun tot zaligheid zijn, maar daarna ook de wereld ten zegen: Joden zullen Gods heerlijkheid onder de heidenen verkondigen.”
Voorzitter ds. A. A. Egas citeerde wijlen ds. M. Vlietstra: „Als je naar beneden kijkt, staat niets er zo slecht voor als de kerk. Als je omhoog kijkt, staat niets er zo goed voor als de kerk.”