Gereformeerde theologie is vrij, maar niet vrij van de kerk
Omdat mensen geneigd zijn om zelfs de kennis van God zichzelf als een bezit toe te eigenen om daarmee te heersen in plaats van te dienen, en verwondering en overgave te vervangen door trots en misbruik, is er een kritische gereformeerde theologie nodig om ons bij de les te houden.
Als we ons bezinnen op de betekenis en toekomst van de gereformeerde theologie, dan moeten we beginnen bij de vraag wat ”gereformeerd” betekent. Gereformeerd is voor mij allereerst verbonden met Calvijn. Het ging hem om reformatie van de kerk. Daarbij is er slechts één criterium: gaat het om Christus? Christen zijn betekent voor Calvijn wat Paulus zegt: „Ik ben verzekerd dat geen schepsel ons kan scheiden van de liefde van God in Christus Jezus.”
Deze belijdenis gaf in de zestiende eeuw een ontzaglijke bevrijding. Een gecompliceerd bouwwerk van regels, voorschriften, macht en afhankelijkheid werd opgeblazen. Niemand heerst over ons dan Christus alleen en Hij heerst over ons met de macht van zijn liefde, waarin Hij zichzelf voor ons zondaars in de dood gegeven heeft.
Gereformeerd zijn betekent leven uit deze bevrijding, waarvan de bevrijding van kerkelijke macht slechts één aspect is. Het gaat om bevrijding van alle machten, het meest van de macht van mijzelf.
Het geloof in Christus reikt veel verder dan alleen de vergeving van onze zonden. We worden totaal in de vrijheid gesteld. Als het om wetenschap gaat, dan zijn we vrij om te ontdekken en ontmoeten we overal de grootheid van God. Het is dan ook gereformeerd om niet te vragen naar het maatschappelijk belang van wetenschap, maar wetenschap puur te bedrijven omdat het onderzoek interessant is. Alles wat je ziet, zijn letters in een schoon boek en ze schrijven de heilige Naam van God.
Onbeantwoorde vragen
De vrijheid die nodig is om hartstochtelijk naar waarheid te zoeken, is op een gereformeerde universiteit gegeven met de vrijheid in Christus. We zijn voor niets en niemand bang. We hoeven in geen ding bezorgd te zijn, ook niet over instemming van anderen of verbijsterende vragen die uit ons onderzoek opkomen.
Niets is gereformeerd wat niet bij Christus begint. En wie Christus zegt, zegt de Schrift, de bron van onze vrijheid. De exegese van de Schrift is de basis van alles wat waar is. Nergens is er grotere vrijheid dan in de Schrift. Alles mag gezegd en doordacht worden. Slechts één is Heer over ons: Jezus Christus.
Echte vrijheid bestaat uit een houding van ontvangen, open voor alles, omdat niets ons kan schaden en alles ons van Gods vaderhand in Christus toekomt. Geclaimde vrijheid bestaat uit een houding van afsluiting. Ten diepste is dit geen vrijheid maar expressie van de grootste angst: ik bescherm mij tegen elke invloed.
Een gereformeerd christen heeft de deuren dus open. Dat geldt ook voor de wereld van de Schrift. Mensen mogen zelf de Schrift lezen, heeft de Reformatie ons geleerd. Maar dat gaat dan wel om de hele Schrift. Alles wat de profeten gesproken hebben, is in Christus vervuld. Daarom bestaat gereformeerde theologie niet uit hapklare brokken, maar uit een voortdurend onderzoek van de Schriften, om daarin te ontdekken wie Christus is en hoe groot de vrijheid is die Hij ons schenkt.
Als we vrijheid voor onszelf gaan claimen, kunnen we een ogenschijnlijk mooie theologie ontwerpen van geborgenheid en zorg van een liefdevolle vader, zonder ooit na te denken over zonde, gerechtigheid en het komende oordeel. We kunnen een theologie optuigen zonder de klemmende vraag hoe de Schepper tsunami’s en oorlogen stuurt en een burgeroorlog in Syrië ons als met zijn hand toebrengt. Een theologie die dat allemaal wel inbrengt, lijkt zwaar en lijkt allerminst op vrijheid. Als we dit echter buiten de deur moeten houden en ons moeten loszingen van de wereld en haar leed, zijn we dan vrij?
Ware vrijheid is dat we al deze vragen toelaten, daarover nadenken en daarmee de kerk bouwen. Ware vrijheid is dat we kunnen leven met onbeantwoorde vragen en met onbegrijpelijke ellende, omdat we weten dat het gaat om de wereld die van God is en om het Woord dat zijn Woord is en vervuld in Christus, die niet kwam om alles duidelijk te maken, maar om ons te redden.
Eindeloze scheuringen
Nu hoeven we zelf niet opnieuw te beginnen met het verstaan van de Schrift en de interpretatie van alle ervaringen in schepping en geschiedenis. Er is een hele traditie van mensen die ons daarin zijn voorgegaan. Zo heeft ook de Reformatie dat gezien. De reformatoren hebben van de kerk nooit vrij willen zijn. Ze wilden de kerk juist hervormen, omdat alleen in de kerk de ware vrijheid gevonden wordt, omdat Christus zich in de kerk aan mensen geven wil.
Het gaat er dus niet om vrij van de kerk te zijn, alsof elke christen opnieuw zelfstandig de Schrift kan lezen en kan ontdekken wie Christus is zonder de gemeenschap van alle gelovigen. Calvijn citeert voortdurend kerkvaders en hij erkent het gezag van de eerste oecumenische concilies. Hij erkent de geloofsbelijdenis als leeswijzer voor de Schrift. Theologie gebeurt niet buiten de gemeenschap van de kerk, maar met haar kritische functie dient zij de kerk in haar belijden en leven. De kerk moet gezuiverd worden van wat haar bederft, maar de theologie kan niet zonder de kerk en zonder haar belijden. De kerk moet volgens Calvijn hervormd, gereformeerd worden, maar er moet geen gereformeerde kerk worden gesticht. Dat kan hooguit een tijdelijke noodoplossing zijn, totdat de ene kerk van haar dwalingen terugkeert en zich weer houdt aan de zuivere bediening van Woord en sacramenten.
Deze claim van Calvijn op de kerk is later een eigen leven gaan leiden: de kerk is alleen daar waar het Woord zuiver wordt gepredikt en de sacramenten recht worden bediend. Over de sacramenten hebben latere gereformeerden zich in de regel niet zo druk gemaakt, maar wel over de waarheid van het Woord. Wie niet de waarheid brengt, behoort niet tot de kerk. Het resultaat is ons bekend: eindeloze scheuringen. Ze zijn allemaal gebaseerd op het zelfstandig onderzoek van de Schriften en elke keer vonden mensen wel weer iets waarin anderen van de Schrift afweken en dus niet meer bij de ware kerk hoorden.
Origenes
De kerkvader Origenes (circa 185-254) begint zijn boek over de beginselen met te stellen dat we over de inhoud van de geloofsbelijdenis, het ”Credo”, kort kunnen zijn. Daarin staat wat zeker is: dat God de Schepper van alles is, dat Jezus God is en dat de Geest ons levend maakt. Dit staat in de kerk niet ter discussie. Er zijn wel heel veel andere dingen die vragen oproepen en waarop we geen antwoord hebben. Daarover kunnen we nadenken, voorstellen maken en van elkaar leren of door elkaar gecorrigeerd worden. De Bijbel is zo rijk, dat we ons leven lang niet alles kunnen ontdekken en begrijpen en veel is er ook niet te begrijpen. Het is immers het boek van God en wij zijn maar beperkte mensen. Met onze voorlopige pogingen om de Schrift te verstaan en onze voorgestelde antwoorden staat of valt de kerk niet. Ze kunnen volgens Origenes dus ook niet als ketterijen betiteld worden.
Wat in de hedendaagse kerk gebeurt, is dat juist die discutabele thema’s kerkscheidend werken en de hoofdzaken worden veronachtzaamd of ontkend.
Niet alles waarover we van mening verschillen, soms zwaar verschillen, met de Bijbel in de hand, is echter reden om de kerk te scheuren, want de kerk is het lichaam van Christus, die één is.
Terug naar de bronnen
Een risico van gereformeerde wetenschap is dat het om een eigen sociaal instituut gaat. Dan gaat het niet meer om de vrijheid in de waarheid die voor allen geldt, maar om ons eigen afgebakende terrein in de maatschappij. Een gereformeerde universiteit wordt dan een instelling die zich bezighoudt met wat de traditie die uit een bepaald segment van de Reformatie is voortgekomen, bepaalt.
In de theologie betekent dit in de regel onderzoek naar de ontwikkelingen van de gereformeerde traditie en biografisch of theologiehistorisch onderzoek naar bekende voormannen. De kerkgeschiedenis begint dan in de zestiende eeuw. Het systematische onderzoek richt zich op thema’s die in de loop van de geschiedenis in de gereformeerde traditie belangrijk zijn geworden of die een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van het eigen kerkverband. En de exegese wordt door het eigen denkkader gestuurd.
Op deze manier worden onderzoek en onderwijs een instrument voor het in stand houden van de eigen groep en het bewaken van de grenzen. Dat is iets anders dan de vrijheid waarvoor de reformatoren zich hebben ingezet. Niet de gewoonte is volgens Calvijn bepalend, maar het Woord van God. Onze gewoonten, ook de gewoonten van de gereformeerde traditie, worden onder kritiek gesteld door Christus, door het Woord, door de weg waarop de kerk is begonnen in de eerste eeuwen.
Gereformeerde theologie is teruggaan naar de bronnen: goede en kritische exegese zonder angst dat we onze heilige huisjes omverwerpen, de Schrift lezen in de vrijheid van Christus, onderzoeken hoe de kerk in het verleden is omgegaan met lastige hermeneutische vragen. Niet om alle antwoorden klakkeloos over te nemen, maar om te zien hoe anderen vóór ons in de vroege periode van de kerk, nog dicht bij de apostelen, daarin een weg hebben gezocht, wetend dat we alleen met heel goede argumenten daarvan kunnen afwijken.
Gereformeerd is dat we ons voortdurend afvragen of we geen verkeerde zekerheid en geen verkeerde veiligheid zoeken – niet in onze eigen beleving of in onze eigen instellingen, maar in Christus. Anders zijn we niet meer dan een eigenaardig clubje in het sociogram van culturele tradities (”Bij ons in de Biblebelt”…).
Basis van het geloof
Het verschil tussen christelijke en niet-christelijke onderzoekers in de wetenschap buiten de theologie zit niet in de resultaten. Het gaat veeleer om wat we met die resultaten doen. Zijn ze een middel voor trots en uitoefening van macht of zijn het geschenken die ons gegeven worden tot dienst?
Gereformeerd zijn heeft niet met kennis van de natuur en de maatschappij te maken, maar met kennis van God. Hij is niet vrij toegankelijk voor de nieuwsgierige of veroverende mens. Hij laat zichzelf alleen kennen in Christus, door zijn Geest. En omdat mensen geneigd zijn om ook die kennis zichzelf als een bezit toe te eigenen om daarmee te heersen in plaats van te dienen, en verwondering en overgave te vervangen door trots en misbruik, is er een kritische theologie nodig om ons bij de les te houden. Dat is het waar gereformeerde theologie voor staat en daar hebben we onze handen vol aan.
Een theológische universiteit is voldoende. De rest kunnen anderen ook doen, maar een kritische theologie die voortkomt uit de vrijheid van Christus en mensen voortdurend op Hem gericht houdt, is een zaak van hen die in Hem geloven. Daarvoor is een gereformeerde theologische universiteit nodig.
Die is tegelijk ook een kerkelijke universiteit. Een kritische universiteit is vrij van alles, maar niet vrij van de kerk, want juist in de kerk ontvangen de mensen die in haar werken en studeren hun vrijheid. Leven in Christus kun je alleen in de gemeenschap die God gegeven heeft in het ontvangen van Woord en sacrament. Een theologische universiteit of faculteit zonder de kerk is een onding. De theologie kan niet zonder de kerk want ze kan niet zonder Christus.
En de kerk kan niet zonder theologie. Want de kerk is al te snel geneigd om haar eigen bedding te zoeken, haar eigen positie in de maatschappij. De kerk heeft de theologie nodig om steeds weer kritische vragen voorgelegd te krijgen, om voortdurend te worden geconfronteerd met de Schrift. Met heel de Schrift, ook de passages die ons in ons veilige nest niet passen en een heel andere geur hebben. De kerk heeft de theologie nodig om oog in oog te blijven met de kerk van alle plaatsen en eeuwen, die ons uit ons veilige kleine hoekje haalt. En vooral om ons bij de les te houden dat het gaat om de basis van het geloof, wat in het Credo wordt uitgesproken en wat de uitwerking van de grondbelijdenis van de kerk is: „Jezus is de Here.” En dat is niet anders dan: „Ik heb mij voorgenomen om niets te weten onder u dan Jezus Christus en Hem als de gekruisigde.”
De auteur is emeritus hoogleraar Symboliek van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Dit artikel is gebaseerd op zijn lezing tijdens de Jubileumdag 125 jaar Theologische Universiteit Apeldoorn, op 11 september.