Is een leugen altijd verboden?
Is liegen altijd verkeerd of zijn er omstandigheden waarin je (als christen) mag of zelfs moet gebruikmaken van een noodleugen?
We leven in een tijd van vervagende grenzen tussen waarheid en leugen. Een monitor van de Washington Post wist onlangs te melden dat president Trump sinds zijn aantreden zo’n 11.000 publieke leugens heeft gedebiteerd. Leugens hebben niet langer alleen betrekking op iemands woorden, maar ook met beelden kan gelogen worden. Is de foto die ik zie inmiddels niet bewerkt dan wel gemanipuleerd om de waarheid te verbuigen of naar eigen hand te zetten?
Als christen zijn we ondertussen in deze wereld geroepen om ook dit gebod te gehoorzamen: „U zult geen vals getuigenis spreken tegen uw naaste.” In de 21e eeuw zouden we het zelfs uit kunnen breiden met: u zult geen beelden bewerken of manipuleren om daarmee eigen voordeel te behalen, de waarheid te verbuigen of uw naaste op enigerlei wijze schade te berokkenen.
Maar er zijn toch situaties te bedenken dat het spreken van de waarheid groter kwaad zou veroorzaken dan een leugen? We hebben het hier over de zogenaamde noodleugen. Boeken over de Tweede Wereldoorlog kunnen nog steeds rekenen op een groot lezerspubliek. Daaraan zal bijdragen dat de generatie die ooggetuige is geweest steeds kleiner wordt. Wie bijvoorbeeld het boek ”’t Hooge Nest” van Roxane van Iperen gelezen heeft, dat zich vooral afspeelt in Het Gooi, heeft weer scherp voor ogen voor welke dilemma’s mensen tijdens die jaren van bezetting stonden. Wat moet je doen wanneer er levens op het spel staan?
In de Bijbel zijn verschillende voorbeelden te vinden van mensen die bewust gelogen hebben en daarmee levens gered hebben. De vroedvrouwen Sifra en Pua hebben de koning van Egypte voorgelogen dat de Hebreeuwse vrouwen al gebaard hadden voordat een vroedvrouw was gearriveerd en zij steeds te laat kwamen (Exodus 1:19). Op het dak van haar woning op de muur van Jericho verbergt Rachab de beide verkenners van de Israëlieten en zij houdt de soldaten die haar ondervragen voor dat die mannen inderdaad wel bij haar in huis zijn geweest, maar voor het invallen van de duisternis naar buiten zijn gegaan, en dat zij niet weet waar zij heen gegaan zijn (Jozua 2:4-5).
In zijn commentaar laat Calvijn zich uitermate kritisch uit over Sifra en Pua. Hun antwoord bevat twee fouten: zij hebben niet vrijmoedig genoeg hun geloof beleden en, wat erger is, ze hebben zich eruit gered met een leugen. Hoewel Calvijn weet dat er ook anders over gedacht kan worden, is hij van mening dat alles wat strijdig is met de natuur van God, zonde is. Misstappen moeten bij de naam genoemd worden. Wanneer er staat dat God hun huizen bouwde (vers 31) wil hij er beslist niet van weten dat dit op de vrouwen betrekking heeft. Dit slaat volgens hem alleen op het volk. De Kanttekeningen op de Statenvertaling leggen de keus bij de lezer neer: „Dit kan men verstaan van de Israëlieten, òf van de vroedvrouwen, òf van beiden tezamen.” Iemand als Heinrich Bullinger spreekt zich wat genuanceerder uit dan Calvijn, maar ook hij waarschuwt om niet te gemakkelijk de toevlucht te nemen tot de leugen. Wanneer we verder teruggaan in de geschiedenis, dan zien we dat er ook onder de kerkvaders geen eenstemmigheid bestond met betrekking tot de noodleugen. Augustinus stond met zijn strakke visie tegenover Hiëronymus.
Orthodoxe christenen in de angstige jaren halverwege de vorige eeuw hebben verschillende antwoorden gegeven op de vraag of een noodleugen geoorloofd was in de nood der tijden. Wie achteraf nadenkt over de dilemma’s waar zij voor stonden, hoede zich voor gemakkelijke uitspraken. Ondertussen lezen we wel in Exodus 1:20 dat God dáárom aan de vroedvrouwen goeddeed. Het welzijn van hun naaste is voor hen het criterium geweest voor hun noodleugen. Wanneer een medemens, die ook het beeld van God draagt, door de waarheid in gevaar komt, gaat zijn of haar belang boven de waarheid. Waarheid heeft in de Bijbel alles te maken met waarachtigheid: ben ik voor mijn naaste een betrouwbare naaste?
De auteur is bijzonder hoogleraar geschiedenis gereformeerd protestantisme vanwege de Gereformeerde Bond aan de PThU in Amsterdam en predikant van de hervormde wijkgemeente Grote Kerk in Hilversum.