Expeditie naar een dampend kratermeer
Tijdens de ontdekking door de Vikingen in de negende eeuw was IJslands grootste gletsjer een stuk groter dan tegenwoordig. Vatnajökull smelt al jaren in een razend tempo, en dat niet alleen door klimaatverandering. Elk jaar gaat een expeditie op pad om er metingen uit te voeren.
Met gevaar voor eigen leven springt professor Magnús Tumi Guðmundsson van ijsschots naar ijsschots in het dampende kratermeer van de vulkaan Grímsvötn. Het meer ligt midden in de gletsjer Vatnajökull (letterlijk ”watergletsjer”). Samen met vrijwilligers van de IJslandse gletsjervereniging Jörfí en studenten meet de hoogleraar geofysica er op verschillende plekken de diepte en de watertemperatuur.
Het kratermeer –800 bij 1600 meter en met een diepte van 30 tot 50 meter– heeft een gemiddelde temperatuur van enkele tienden tot een graad. Guðmundsson: „Maar wanneer de vulkaan ontwaakt, begint het hele kratermeer letterlijk te koken en smelt al het ijs dat op het water drijft.”
Wanneer een grote hoeveelheid ijs door vulkanische activiteit smelt en onder de gletsjer doorstroomt, kan die een grote overstroming veroorzaken, weet Finnur Pálsson, projectmanager glaciologie van de Universiteit IJsland. Hij is sinds 1985 lid van Jörfí en is tevens technisch begeleider van de expedities. „Wij noemen dat een ”jökulhlaup”. De laatste keer gebeurde dit in 1996. Toen had er een spleeteruptie plaats, waardoor de caldera onder het ijs volliep met water. In een maand tijd steeg het waterpeil met 100 meter. Vervolgens liep deze in 24 uur weer leeg. Een hoeveelheid smeltwater van 3 kubieke kilometer kwam ten zuiden van de Vatnajökull onder de ijskap vandaan en spoelde met vernietigende kracht wegen en bruggen weg.”
IJsdikte
De gemiddelde ijsdikte van de Vatnajökull bedraagt zo’n 380 meter, op sommige plekken zelfs 950 meter. De gletsjer schuift langzaam over de bodem richting het laagste punt in het kratermeer, de caldera. De komvormige vulkaankrater, met een diameter van pakweg 6 kilometer, is bedekt met een ijslaag van een slordige 280 meter dikte. In het kratermeer, waarin ijsschotsen drijven, smelt het ijs door de aardwarmte langzaam weg.
Op het laagste punt in de caldera heeft zich inmiddels zoveel water verzameld, dat de ijsplak er begint te drijven. Guðmundsson: „Vergeleken met voorgaande jaren is het niveau met enkele tientallen meters gezakt.” Waar is al het water onder het ijs gebleven? Pálsson: „Dat is via gangen onder het ijs uit de caldera gelopen.”
Modder
Wetenschappers van de Universiteit IJsland en vrijwilligers van de Jörfí voeren elk jaar metingen uit om het smelten van de ”watergletsjer” te volgen. Vanuit de expeditiehutten in Grímsfjall worden vijf dagen lang in kleine groepjes metingen aan de gletsjer verricht. Ook wordt de vulkanische activiteit in het gebied onderzocht.
Gewoonlijk duurt de reis vanuit Reykjavik naar Grímsfjall aan de westkant van de Vatnajökull in het zuiden van IJsland amper twee uur. Maar deze keer kost het bijna een dag om bij de expeditiehutten van Jörfí op de rand van de vulkaan Grímsvötn aan te komen. Op de gebruikelijke route versperren modderstromen de weg.
„Dat komt door het snelle smelten van de gletsjer”, zucht Guðmundsson mismoedig. „Het is de eerste keer sinds de oprichting van de gletsjervereniging in 1953 dat dit gebeurt. Een direct gevolg van de klimaatverandering.”
Sneeuwscooters
De groep, 23 man sterk, gaat via een omweg aan de zuidoostflank van de gletsjer de ijskap van de Vatnajökull op. De tocht over het ijs met jeeps, sneeuwscooters en een sneeuwmobiel duurt 5 uur; 80 kilometer in colonne in een hevige sneeuwdrift bij temperaturen van enkele graden onder nul.
De volgende dag is het weer opgeklaard. Vanaf de rand van vulkaan Grímsvötn is het 300 meter diepe komvormige kratermeer in de glooiende ijsplak goed te zien. De rotsachtige wand waarop de hutten liggen, steekt daar ruim 200 meter bovenuit. Zover het oog reikt, is alleen een immens ijsveld zichtbaar. Her en der steekt er een kale bergpiek door de ijskap heen. Blikvanger is de 2109 meter hoge Hvannadalshnjúkur, de hoogste berg van IJsland.
De randen van Grímsvötn en het met ijsschotsen bedekte walmende kratermeer liggen bezaaid met hopen as. Die ontstaan wanneer de aslaag zo dik is, dat de deeltjes het onderliggende ijs isoleren en daardoor het smelten vertragen. Door het samenspel van sneeuw, ijs, asdeeltjes en wind ontstaan gekartelde sneeuwzaagtanden in allerlei spookachtige patronen.
De aanwezigheid van vulkanische activiteit onder de dikke ijsplak versterkt het afsmelten van de gletsjer. „De Grímsvötn barstte in mei 2011 voor het laatst uit. De aspluim reikte tot een hoogte van wel 10 kilometer en dwarrelde vervolgens op de gletsjer neer”, vertelt Finnur Pálsson. De aslaag van enkele centimeters wordt na een sneeuwboring in een ijskern op een diepte van pakweg 12 meter aangetroffen. Trots toont Pálsson de kern met hierin de zwart-grijze aslaag duidelijk zichtbaar.
Aslaag
Sneeuwboringen in en rondom het kratermeer laten zien dat hier in de afgelopen winter een vers sneeuwdek van tussen de 5 en 7 meter is gevallen. Gedurende de zomer smelt een aantal meters weg. Pálsson: „Aan de diepte van de aslaag kun je aflezen dat de jaarlijkse accumulatie van sneeuw sinds 2011 hier 1,5 tot 2 meter bedraagt.”
Na de voorlaatste uitbarsting, in 1998, smolt alle wintersneeuw rond de Grímsvötn enkele jaren volledig weg. „Hierdoor waaiden er grote hoeveelheden as over de Vatnajökull. Dit versterkte het smelten tijdens de zomermaanden”, legt Pálsson uit. Vulkanisch as absorbeert zonnestraling, waardoor de albedo (terugkaatsing van zonlicht) afneemt. „De as versterkt het jaarlijkse smeltproces met zo’n 15 procent, maar na een eruptie kan dat plaatselijk drie tot vier keer zo veel zijn.”
Vatnajökull, IJslands grootste gletsjer
De Vatnajökull, IJslandse grootste gletsjer, is met een oppervlakte van 7900 vierkante kilometer de op één na grootse van Europa. Qua inhoud (3000 kubieke kilometer) is het zelfs de grootste.
Door de Kleine IJstijd groeide de Vatnajökull tot 1890. Daarna slonk de gletsjer, om tussen 1970 en 1995 als gevolg van een koeler klimaat een poos nagenoeg in balans te zijn. Maar daarna slonk de ijskap in rap tempo. Elk jaar wordt hij 0,8 meter dunner en verliest hij een oppervlakte van 40 vierkante kilometer. Sinds 1900 hebben IJslandse gletsjers samen 2000 vierkante kilometer aan ijs verloren, waarvan het merendeel van het smelten voor rekening van de ”watergletsjer” komt.
Sinds 2010 gaat het smelten minder hard. De laatste jaren wordt de Vatnajökull 0,3 meter per jaar dunner en slinkt de oppervlakte met 30 vierkante kilometer. „Dat komt omdat het een stuk koeler is bovenop de gletsjer”, verklaart Pálsson.
Mogelijk heeft dat weer te maken met de zwakke straalstroom en de ligging van hogedrukgebieden boven Centraal-Europa als gevolg van klimaatverandering. Hierdoor waait de wind gedurende de zomermaanden lange tijd uit de poolstreken. „De veranderende golfstroom is mogelijk ook een oorzaak, maar niemand weet het fijne ervan.” De laatste expeditie van de IJslandse gletsjervereniging was in ieder geval behoorlijk frisser dan gebruikelijk.