D66 pleit voor meer aandacht voor rechten van niet-gelovigen
Het kabinet moet zich internationaal steviger opstellen als het om de rechten van vervolgde ongelovigen gaat, stelt coalitiepartij D66. Kamerlid Sjoerd Sjoerdsma vindt dat Nederland als ‘ongelovig’ land „bij uitstek” de situatie van vervolgde niet-religieuzen kan aankaarten.
Volgens het D66-Kamerlid is er wereldwijd terecht veel aandacht voor de vervolging van religieuze minderheden, maar komen ongelovigen er bekaaid van af. Daarom komt hij met een initiatiefnota, getiteld ”Voor vrij zijn om niet te geloven”. „Mensen die niet geloven, zijn de derde grootste onderdrukte groep. Zij verdienen veel meer bescherming dan nu het geval is. Nederland moet daarin een voortrekkersrol spelen”, aldus Sjoerdsma.
De D66’er ziet een bijzondere rol voor Nederland weggelegd vanwege het religieuze gehalte van het land, of, beter gezegd: het gebrek daaraan. „Nederland telt als één van de weinige landen ter wereld meer ongelovigen dan gelovigen. Daarom is Nederland bij uitstek het land dat de positie van vervolgde atheïsten kan aankaarten.”
De D66’er vindt dat Nederland zelfs binnen de EU een vooruitstrevende positie inneemt, omdat in een derde van de EU-lidstaten godslastering wettelijk verboden is. Ook is Nederland „één van de meest vooruitstrevende en veilige landen ter wereld” als het gaat om de rechten van niet-gelovigen, schrijft Sjoerdsma in de nota.
Doodstraf
Het D66-voorstel bevat dertien concrete punten. Zo pleit Sjoerdsma voor het bijwonen van rechtszaken tegen niet-gelovigen in het buitenland door Nederlands ambassadepersoneel. Ook pleit hij voor afschaffing van blasfemiewetgeving; vooral het bestaan van EU-lidstaten met zulke wetgeving is voor Sjoerdsma onverteerbaar. Verder wil de D66-parlementariër een campagne tegen de doodstaf voor godslastering.
SGP-voorman Kees van der Staaij zegt dat hij wat opkeek van het punt van zijn collega van D66. „Omdat het me tamelijk overbodig voorkomt.” Volgens Van der Staaij heeft Nederland als geseculariseerd land weinig moeite om voor niet-religieuzen op te komen. „Het lijkt een beetje een gelijkheidsreflex. Ketelmuziek, profilering van de kant van D66.”
Volgens Van der Staaij is het juist lastiger om voor een specifieke overtuiging op te komen. De SGP’er ziet in de aandacht voor vervolgde atheïsten weinig obstakels: „Als er duidelijke situaties zijn waar mensen op grond van hun niet-gelovigheid in de problemen komen, is daar in de praktijk alle aandacht voor.” Verder wijst hij erop dat er weinig nieuws in de voorstellen staat; volgens hem is het bijvoorbeeld geen discussiepunt dat de onlangs aangestelde gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zich ook met het lot van vervolgde niet-gelovigen zal bezighouden.
Terecht
CU-Kamerlid Joël Voordewind heeft meer begrip voor de voorstellen. Hij vindt het punt van Sjoerdsma terecht. „Nederland moet ook opkomen voor de rechten van ongelovigen; die kunnen net zo bedreigd worden als gelovigen.” De CU’er zegt zich voor te kunnen stellen dat D66 het punt opnieuw naar voren brengt.
Zowel Van der Staaij als Voordewind vinden de opmerking dat Nederland bij uitstek geschikt zou zijn omdat de meerderheid van de bevolking niet religieus is niet sterk, en wijzen erop dat samenstelling van de bevolking niet uit zou moeten maken.