Klimaatnoodtoestand niet verenigbaar met groei luchthavens
De Franse beslissing om de uitbreiding van de luchthaven van Marseille een halt toe te roepen, toont de pijnlijke tegenstelling tussen klimaatdoelen en de snelle expansie in de luchtvaart. De luchtvaart moet juist krimpen.
De huidige plannen voor de uitbreiding van luchthavens laten zien dat we met hoge snelheid richting de klimaatcrisis blijven vliegen. Het aantal vliegtuigpassagiers stijgt veel vlugger dan de technologische vooruitgang op het vlak van elektrisch vliegen en biobrandstoffen kan bijbenen.
De klimaatimpact van vluchten is twee tot drie keer sterker dan hun CO2-uitstoot alleen. Vliegtuigen verspreiden namelijk ook stikstofoxiden (krachtige broeikasgassen) en hun condenssporen houden extra warmte vast in de atmosfeer. Toch is de luchtvaartsector erin geslaagd om brandstofbelasting en klimaatregels te ontwijken en wordt ze vaak helemaal buiten de berekening van de CO2-afdruk gehouden.
Klimaatbudget
Steden leggen zichzelf doelstellingen op als het gaat om de vermindering van hun CO2-uitstoot. Maar terwijl veel van die steden wel een luchthaven hebben, zijn hun klimaatinspanningen meestal gericht op de uitstoot binnen hun grenzen en op hun stroomverbruik. Wat ze niet meerekenen, is de uitstoot van de ingevoerde goederen en diensten die binnen de stad geconsumeerd worden, maar elders geproduceerd zijn. Ook de uitstoot als inwoners buiten de stad reizen, wordt meestal vergeten.
Neem de Britse stad Leeds, waar het stadsbestuur onlangs de klimaatnoodtoestand uitriep. De stad belooft niet meer dan 42 megaton CO2 uit te stoten tussen nu en 2050. Maar die doelstellingen zijn moeilijk te rijmen met de plannen om de lokale luchthaven uit te breiden.
Volgens de geplande uitbreiding zou het aantal passagiers stijgen van de huidige 4 miljoen per jaar tot 8 miljoen tegen 2030. De klimaatimpact van die vluchten alleen al zou het dubbele zijn van wat de stad Leeds nog mag uitstoten in 2030. Als het aantal passagiers gelijk zou blijven, zouden alle vluchten tussen nu en 2050 nog altijd een uitstoot veroorzaken die vergelijkbaar is met de hele klimaatafdruk van Leeds. Alleen als het aantal passagiers zou dalen, zou vliegen min of meer in lijn liggen met de klimaatdoelstellingen.
Wanneer het aantal vluchten tegen 2022 gehalveerd zou zijn en tegen 2030 met 75 procent verminderd zou zijn, dan zouden de vluchten van inwoners van Leeds alleen al 8 procent van het klimaatbudget wegkapen. Het zou dan net kunnen lukken om alle andere activiteiten in de stad binnen het overblijvende klimaatbudget te houden. Maar dan moeten die wel heel wat klimaatvriendelijker worden.
Uit cijfers van 2014 blijkt dat 70 procent van alle vluchten gemaakt wordt door amper 15 procent van de bevolking. Terwijl sommige zakenmensen elke week het vliegtuig namen, vloog de helft van de Britse bevolking in 2014 helemaal niet.
Als het aantal vluchten snel moet dalen, is de moeilijke vraag: wie mag nog vliegen en waarvoor? Mag iemand voor de vierde keer in een jaar naar een buitenverblijf aan de Middellandse Zee vliegen of krijgt iemand die familie bezoekt voorrang?
Een eerste stap is een vliegbelasting, die toeneemt naarmate iemand meer vluchten maakt: een zogenoemde ”frequent flyer taks”. Dat is natuurlijk niet genoeg: vliegen wordt zo een exclusief voorrecht van een rijke elite die het zich nog kan veroorloven.
Het verminderen van het aantal vluchten moet daarom gepaard gaan met bredere veranderingen in onze transportsystemen en samenlevingen. Een groot deel van ons huidige luchtverkeer kan overbodig worden wanneer vaker gebruik wordt gemaakt van videoconferenties. Betere spoorwegen kunnen een alternatief vormen voor vluchten op middellange afstand. Vooral nachttreinen met slaapcabines en een betere samenwerking tussen nationale spoorwegmaatschappijen kunnen ertoe doen.
De ontwikkeling van aantrekkelijke vakantiebestemmingen dichter bij huis (bereikbaar met openbaar vervoer) en de promotie van klimaatvriendelijke activiteiten (zoals fietsen) kunnen de vraag naar vluchten verder verminderen.
Fietsgebieden
Een ander groot klimaatprobleem vormt het wegverkeer. Dat veroorzaakt het leeuwendeel van de emissies uit transport en zorgt voor ernstige luchtvervuiling. Het heeft bovendien een slechte invloed op de volksgezondheid: verkeersongelukken vormen een groot probleem en leiden tot meer sterfgevallen dan malaria of oorlog.
Transportsystemen duurzaam maken, betekent het afhankelijk zijn van de auto afbouwen. Daarvoor moet volop geïnvesteerd worden in betrouwbaar en betaalbaar openbaar vervoer binnen en tussen steden. Ook is een betere stadsplanning nodig, met fietspaden, fietsgebieden en autovrije zones. Voorsteden moeten zo ingericht worden, dat er geen auto meer nodig is. En een sterk gekrompen autovloot moet bestaan uit voertuigen die veel minder uitstoten en uiteindelijk helemaal elektrisch worden.
Vergaande en snelle veranderingen in de transportsystemen zijn nodig om de klimaatverandering te stoppen. Veel van die veranderingen zouden ook de volksgezondheid en leefbaarheid ten goede komen. Maar ze vormen ook een bedreiging voor de luchtvaartsector, de auto- en de olie-industrie. De uitdagingen zijn enorm, maar niets doen komt neer op het aanvaarden van een onaanvaardbare toekomst.
De auteurs zijn onderzoekers aan de Universiteit van Leeds (UK). Bron: IPS/The Conversation